Reisverhaal «6.Westkaap: zuidkust en Klein Karoo»
Zambia en zuidelijk Afrika
|
Zuid-Afrika
|
3 Reacties
16 November 2012
-
Laatste Aanpassing 05 November 2013
Vorig jaar bezochten we het schiereiland ten zuiden van Kaapstad en wat van de wijnstreek. Nu sluiten we aan vanaf Strand aan de zuidkust van de Westkaapprovincie.
De kustweg vanaf strand gaat langs mooie natuur, aan de linkerkant de bergen, aan de rechterkant de Atlantische Oceaan. De zichten zijn mooi, het is niet helemaal helder. De plantengroei van het Fynbos is erg weelderig, wegens de vochtige zeelucht. Heel veel mooi gekleurde bloemen en ook Protea’s zien we gewoon langs de weg.
In Betty Bay is er een grote pinguïnkolonie permanent aanwezig. Het zijn dezelfde pinguïns als in Boulders Bay, ten zuiden van Kaapstad. Op de site van tangatanga staat zo een pinguïn in de plaats van een foto van ons. Het is een erg grote kolonie en men kan de dieren zien door te wandelen op een houten, afgesloten planken voetpad. In april komen de jongen uit de eieren (dat hebben we vorig jaar in Boulders Bay gezien), nu is het het moment dat de jeugdpluimen afvallen (letterlijk) en dat hun definitief waterresistente verendek aan de oppervlakte komt. Tijdens deze 3 weken zijn de dieren niet waterresistent. We zien ook nog enkele duidelijk jongere dieren, zij hebben nog hun babypluizen. De Brilpikkewyn, zoals deze pinguïns in het Afrikaans genoemd worden komen in het zuidelijk deel van de westkust tot een heel eind langs de zuidkust van Zuid-Afrika voor. Hier liggen belangrijke scheepvaartroutes, waarbij er wel eens olie in de oceaan terecht komt. De pinguïns zijn daar uiterst gevoelig voor als ze door de olie besmeurd worden. Er komen ziekten voor en ze sterven.
Naast de pinguïns komt er een nog veel grotere kolonie aalscholvers voor.
Iets voorbij Betty baai is Harold Porter Botanical Gardens, één van de grote botanische tuinen in Zuid-Afrika die de oorspronkelijke vegetatie moeten in stand houden. De botanische tuin ligt in een groter geheel , het Kogelberg Biosphere Reserve. De botanische tuin is prachtig in november, er komen vooraal Fynbosplanten voor waarvan er een groot aantal nu in bloei staan. In het Fynbos komen meer dan 8000 verschillende planten voor, die voor het allergrootste gedeelte endemisch zijn, dus enkel in de Kaapprovincie van Zuid-Afrika voorkomen.
Men kan ook ietwat langere wandelingen maken want het aangelegde deel van de botanische tuin gaat over in een natuurlijk gedeelte. De plantentuin is erg goed onderhouden en zeer mooi aangelegd. De benaming en soms een wetenswaardigheid of het gebruik staan dikwijls vermeld.
Het vervolg van de kustweg gaat via Hermanus. Hermanus is een dorp dat groot en luxueuzer geworden is omdat daar de beste plaats zou zijn om walvissen (Southern right wale of in het Afrikaans de Zuidelijke Noorkapper en in het Nederlands de Zuidkapers) te zien tijdens het walvisseizoen. Dat seizoen loopt van juli tot oktober-november. In juli worden de jongen geboren en de moeders met hun jongen verblijven een aantal maanden in het warmere water langs de zuidkust (en ook wel langs de westkust). Nadien vertrekken de dieren richting zuidpool omdat het zomer is en er heel veel plankton als voedsel kan opgenomen worden. De moeder walvissen eten immers niet tijdens de periode dat ze hun jongen groot brengen.
In Hermanus is er een Walvisroeper. Als de dieren in zicht zijn blaast hij op een hoorn, gemaakt van grote wieren die buisvormig zijn, zodat de mensen naar de zee geroepen worden.
Er is een wandelpad langs de kliffen waardoor we dichter bij de plek kunnen komen waar de dieren op dat moment vertoeven. De moederwalvis met haar kind stelen graag de show. Ze blijven een tijdje op dezelfde plaats. Volgens de reclame zou Hermanus de beeste plaats zijn om de Zuidelijke Noorkaper vanaf de wal (op de kliffen) te zien. We hebben er geen ervaring mee, maar hier zien we ze wel degelijk erg goed.
In Hermanus is er ook nog een Walvismuseum en nog een paar kleinere musea. We zien daar een skelet van de baleinwalvis, zoals de Zuidelijke Norkapper er een is. Het dier kan tot 15m lang worden en tot 65 ton wegen. Een jong drinkt 600 liter melk per dag en groeit daardoor elke dag 3 cm. Bij zijn geboorte is het al 6m lang. De moeders broeden tussen een leeftijd van 7 en 12 jaar en ze hebben maar 1 jong om de 2 à 3 jaar. In het zuidelijk halfrond worden er wereldwijd geen Noorkapers meer gevangen, dus de populatie neemt beetje bij beetje toe. In het noordelijk halfrond echter komt de Noordkaper voor, soortgelijk dier, en daar is er geen absoluut verbod. Sommige landen vangen ze nog. Dus de Noordkaper sterft beetje bij beetje uit.
Voorbij Hermanus komt men in het dorp Stanford. Hier is er geen tourisme, de Victoriaanse gebouwen zijn er voor de lokale bevolking. In Stanford is er, naast wijnbedrijven, ook een brouwerij (die echter op maandag gesloten is) en de kaasboerderij Kleinrivier. We gaan er naartoe en zien een Belgische vlag hangen. Blijkbaar zijn de eigenaars Belgen die de kaasmakersstiel in Frankrijk geleerd hebben. Achter glas zien we de mensen aan het werk. Per dag, van maandag tot en met donderdag wordt er 2 maal 3000 liter melk verwerkt tot kaas. Ze maken een aantal verschillende harde kazen door zowel de temperatuur van de melk bij de bereiding als de toegevoegde kulturen te veranderen. Uiteraard moet al het materiaal tussenin goed gewassen worden. We kopen er enkele stukken, goed luchtdicht verpakt.
We rijden verder door naar het meest zuidelijke punt van Afrika, Cape Agulhas.
Dit punt ligt een eind ten oosten van Kaap de Goede Hoop. Net zoals rond Kaap de Goede Hoop, liggen er ook rond Kaap Agulhas een groot aantal scheepswrakken, schepen die vergaan zijn tijdens stormen rond deze moeilijke punten. Vandaag is er gelukkig geen storm, er is zelfs weinig wind. We kunnen dus gemakkelijk de laatste 850m wandelen tot de punt. Moeilijk is dat niet, de kaap is niet rotsachtig, ze ligt slechts enkele meter boven het zeeniveau.
Uiteraard staat er ook een vuurtoren die de schepen nog steeds moet waarschuwen voor de landmassa. Natuurlijk, sinds de bouw van het Suez kanaal, moeten er heel wat minder schepen rond de zuidpunt van Afrika varen.
In tegenstelling tot de zuidpunt van Zuid-Amerika, op Vuurland, heerst er hier geen “einde van de wereld” gevoel. Kaap Agulhas ligt nog 20° noordelijker dan het zuidelijkste punt van Vuurland, en dat is toch wel een erg groot verschil.
Kaap Agulhas ligt op 20° oosterlengte. Men heeft internationaal 20° OL als scheidingslijn tussen de Atlantische en de Indische Oceaan aangenomen. Uiteraard ziet men hier niet alles veranderen. Maar het is zo dat de Atlantische Oceaan hier een koude golfstroom, de Benguelastroom, kent, dus het aangevoerde water is antarctisch en koud. De Indische Oceaan kent hier een warme golfstroom afkomstig van meer tropische streken, de Agulhasstroom. De ontmoeting tussen warm en koud water zorgt voor speciale effecten. Meer opvallend echter is het klimaat- en de vegetatieverandering. Ten westen van Kaap Agulhas is de temperatuur van de lucht en van het water beduidend frisser dan meer oostelijk. Er is een overgangszone, die start vanaf Kaap Agulhas en verder oostelijk loopt over een vrij grote afstand.
Men kan rond de hele omgeving van Kaap Agulhas nergens langs de zee rijden omdat er teveel rotsen aanwezig zijn.
Via het binnenland gaan we verder naar De Hoop Nature Reserve. Het gebied van het reservaat omvat niet alleen landleven, maar beschermt ook 5 km mariene flora en fauna. Naast het mariene gedeelte is er ook een binnenmeer, gevormd vanuit een rivier waarvan de monding in de zee verzand is.
Als we de volgende dag, na het bezoek aan het park terugkeren, zien we dat er een dier de tent wat toegetakeld heeft. De buitentent heeft enkele scheuren (die we nadien weer toemaken met reparatiemateriaal), enin het gaas van de binnentent is er een redelijk gat (dat we ook kunnen repareren). Welk dier hier tekeer gegaan is weten we niet.
Aan de receptie vertelt men ons dat er een mooie wandeling zou zijn langs het binnenmeer. Het is echter een pad op en neer, smal, met veel stenen en niet zo goed onderhouden. Bovendien is er maar af en toe uitzicht op het meer, dus we houden het snel voor bekeken.
Er is een wandeling, vermeld in onze wandelgids, in de buurt van de Oceaan, met eerst de beklimming van een hoge duin. Meestal blijft het pad wat hoger dan zeeniveau, soms daalt het af. Hier in de zee gaan is geen optie, want het “strand” is bezaaid met scherpe rotsen.
Langs het wandelpad liggen ook heel veel schelpen. Een groot deel ervan zijn schelpen die in een grondlaag zitten en door erosie vrijkomen.
De uitzichten zijn mooi en veranderen steeds. Bij het terug keren komen we terecht op de “whale trail”, een wandelling van 5 dagen in dit natuurreservaat. Dit pad gaat hoger door de duinen en door het Fynbos. Mooie uitzichten en ook mooie bloeiende planten.
We rijden vanaf De Hoop Nature Reserve weer meer het binnenland in. De voornaamste activiteit is hier graanteelt. Momenteel (voorjaar) is er de oogst. Vermits de velden erg groot zijn, worden er grote machines ingezet. Als we in Swellendam aankomen zien we daar een verzameling van erg grote silo’s waar het graan nadien in terecht komt.
In Swellendam zijn er de Kaaps-Hollandse gebouwen, is er de Nederlands gereformeerde Kerk waar enkele bouwstijlen door elkaar gebruikt worden, en is er het Drosty Museumcomplex
Swellendam is de derde oudste stad van Zuid-Afrika. In de begintijden van de Boeren, die bij Kaapstad aan land kwamen, was deze stad het laatste geciviliseerde bolwerk voordat de avonturiers en de Voortrekkers verder het onbekende Afrika introkken. In 1747 werd hier het eerst gerechtshof, Drosty genoemd, opgericht. Tot het museumcomplex behoort ook een oude gevangenis en heeft men historische ambachtsplaatsen ingericht. De gouverneur, ten tijde van de installatie van het gerecht noemde Swellengebel. Vandaar de naam Swellendam.
In één van de stallen staan ook een aantal borden met uitleg over de verscholen geschiedenis. Die is veel moeilijker te reconstrueren omdat er weinig gegevens over bekend zijn. Het gaat hier over de mensen die al het werk werkelijk uitvoerden. De Boeren waren hier wel, maar werkten zelf niet met hun handen.
Alles gebeurde door slaven, de Khoi en de San, bevolkingsgroepen die voordien in Zuid-Afrika woonden, en ingevoerde misdadigers uit Hollandse Aziatische kolonies. Zij deden werkelijk alles vanaf het zogen van de blanke babies tot en met alle handambachten. Tussen 1740 en 1840 hebben zij Zuid-Afrika gemaakt to wat het dan was, een land met een zekere welstand. Toen de Engelse Zuid-Afrika ingenomen hebben, hebben zij het slavendom afgeschaft, maar de slaaf moest wel nog 5 jaar bij zijn meester blijven werken.
Op slechts 6 km van Swellendam is er het Bontebok National Park. Vroeger leefden er hier een groot aantal bontebokken, maar door de jacht waren er wereldwijd in 1961 nog slechts 17 over. Om de diersoort te beschermen heeft men toen dit nationaal park ingericht. Nu leven er hier een 250-tal en schat men het aantal in de wereld op 2500. Gelukkig planten ze zich goed voort en komen er in de parken geen predatoren voor. Het park is eerder klein, we maken er een wandeling langs de rivier, de Breede. De vegetatie is Fynbos, er zijn ook enkele weiden waar de dieren liever gras eten.
En bij de tocht met de auto na de wandeling, zien we nog dichterbij een Secretarisvogel.
De N2, die vertrekkend uit Kaapstad, langs de zuid- en oostkust tot voorbij Kwazulu Natal loopt, is de weg om van Swellendam naar Mosselbaai te rijden. Mosselbaai ligt aan de Indische Oceaan, goed beschut in een baai. De eerste blanke die hier voet aan wal zette was de Portugese zeevaarder Bartelomeus Dias. Hij was de tweede zeevaarder die de zeeroute naar India zocht. Hij voer langs de kusten van Namibië, langs Kaap de Goede Hoop en dan verder de Indische Oceaan op. Maar zoals bij alle vroegere ontdekkingsreizigers was het schip, hier een Karveel, niet erg groot en er verbleef toch een grote groep bemanning op. Dus Bartelomeus Dias (enkel de kapitein had op die schepen een kleine hut, de bemanning sliep op de vloer van het dek, bedekt met zeildoek) moest af en toe aan wal om voedsel en vooral water in te slaan. Zo belande hij op 3 februari 1488, na ongeveer 6 maanden varen, in Mosselbaai. Hij kwam daar in contact met de Khoi (herders) bevolking, vredelievende groepen, die onderling land verdeelden. Die waren echter niet zo inschikkelijk om alles te doen wat de blanke vroeg. Dus de eerste gevechten vonden toen al plaats. Bartelomeus Dias is nadien slechts een klein eind verder dan Mosselbaai geraakt. Hij zou bij een storm overboord gegaan zijn, maar veel is hierover blijkbaar niet geweten (voor zover ik het kan nagaan). Slechts later is Vaso Da Gama erin geslaagd om via Kaap de Goede Hoop, India te bereiken.
500 jaar later is in Spanje het Karveel zo goed mogelijk nagebouwd. Men had geen plannen, enkel uit de beschrijving kon men gissen hoe het schip er moest uitgezien hebben. Dat nagebouwde Karveel, de Bartolomeo Diaz, was wel voorzien van slaapbanken onderaan, van elektriciteit en sanitaire ruimtes, moderne navigatieapparatuur en van een motor. Men gaf toen in 1988 een kapitein en nog 16 bemanningsleden mee.
Deze replica deed dezelfde route als Bartelomeus Dias en kwam op 3 februari aan in Mosselbaai. Voor de gelegenheid had de hele bemanning ook de kledij van 500 jaar eerder aangetrokken. Het Karveel is dan uit het water gehaald, vele meters opgetild (techniek die geleerd was in Griekenland) en in een gebouw geschoven, het huidige scheepvaartmuseum. De ganse onderneming is door schenkingen van voornamelijk de Portugese gemeenschap in Zuid-Afrika bekostigd.
Net zoals in Swellendam is ook in Mosselbaai een museumcomplex te vinden. Naast dit , meest interessante, scheepvaartmuseum is er ook een schelpenmuseum en een oude boom. Die oude boom zou de Postboom geweest zijn. In 1500 heeft een scheepvaarder, op terugweg van het oosten, een brief geschreven, in een schoen gestoken en aan deze (of een andere, boom gehangen. Enkele maanden later vond een andere scheepvaarder, op weg naar India, de brief en kwam hij op de hoogte van wat erin vermeld was (maar ook dat weet men blijkbaar niet goed). En deze boom duidt men dus aan als eerste postkantoor ooit.
Verder is er nog een kleine plantentuin met soorten die in en rond Mosselbaai voorkomen.
Van uit Mosselbaai gaan we het binnenland in, naar Oudtshoorn. Oudtshoorn was meer dan een eeuw geleden dé plaats waar struisvogels gekweekt werden, niet zozeer voor het vlees, dan wel voor de pluimen. Het was dan immers in Europa in bij bepaalde groepen dames om sjaals uit struispluimen te dragen, of om kledij met struispluimen te versieren. Die veren werden in allerlei mogelijke tinten gekleurd.
De eerste grote struisverenperiode was van 1875 tot 1886. Na tabak, wijnbouw en graan was struisvogel(veren) het belangrijkste landbouwproduct in de Oudtshoornregio. Goede broedparen kostten tot 1.000£! Wie wat geld had startte een struisvogelboerderij en was in minder dan een jaar schatrijk! Na 1886 kwam er een inzinking. Tussen 1906 en A912 was er weer een bloei. Maar door de eerste wereldoorlog is toen de volledige struisvogelvraag helemaal tot 0 herleid.
Op het hoogtepunt waren er 750.000 struisvogels in en rondom Oudtshoorn. Nu worden er nog heel wat gekweekt en kan men hier allerlei producten kopen die afkomstig zijn van de struis (eieren, lederwaren, veren, …), de handel bloeit hier nog altijd! Nu gaat het vooral over het leder en minder ook wel het vlees.
Maar ook nu kent men weer een crisistijd, sommige bedrijven hebben door een vogelvirus een heel deel van hun dieren moeten afslechten.
We bezoeken een struisvogelboerderij en krijgen wat info.
Een volwassen dier weegt zo een 150kg, waarvan iets minder dan 1/3 vlees is. Bij struisvogels gaat het niet, zoals bij kippen, over borstvlees, nee het zijn de billen die het vlees van het dier uitmaken. Het dier kan heel snel lopen, zij het dat het maar een erg beperkte tijd dat kan volhouden. De wijfjes leggen, na de copulatie, om de 2 dagen een ei, tot een vijftiental stuks. In een kwekerij haalt men telkens de eieren weg om ze machinaal uit te broeden, en dan worden er meer eieren gelegd, tot 50 stuks! In de natuur zijn het voornamelijk de mannetjes die de eieren uitbroeden en nadien voor de kuikens zorgen. Daar zoeken de wijfjes weer een ander mannetje op. In de kwekerijen zijn de koppels monogaam. Sterft daar een wijfje, dan heeft het mannetje geen levenslust meer en gaat het ook dood. Omgekeerd helemaal niet!
Een mannetje dat voor de kuikens zorgt is erg agressief als een dier, of de mens in de buurt van de dieren komt. In de kwekerij geeft men aan een koppel een verzameling kuikens, sommige groter, andere kleiner, dus zeker niet afkomstig van het koppel struisen.
Een ei van een struisvogel heeft een schaal van 2,5mm dik en kan dus moeilijk kapot. Het vlees van de struisvogel is absoluut vetarm en cholesterolvrij, de eieren echter niet. Met 1 struisvogelei kan men een omelet maken voor een grote familie.
Het leder van de struis is soepel, meer bij een dier dat op 1 jaar geslacht wordt, iets minder bij een dier dat op 1,5 jaar geslacht wordt. Een dier van iets meer dan 1 jaar oud levert &,25 vierkante meter leder.
In Oudtshoorn is er een huis, het Dorpshuis of het Le Roux Dorpshuis, dat als museum kan bezichtigd worden. Het werd gebouwd door een struisvogelboer. Uit de tweede bloeiperiode. De boerderijen lagen verwijderd van het dorp en het was de gewoonte dat de boeren (blanken) ook een huis in het dorp, rond de kerk, hadden enkel en alleen om er op zondag te komen voor de mis.
In Oudtshoorn waren meerdere struisvogelboerderijen ook in handen van joden. Dus in de stad kan men ook een synagoge vinden.
De familie Le Roux had de boerderij op 6 km van Oudtshoorn. De ouders lieten het huis tussen 1900 en 1920 bouwen en inrichten met allerlei bouwelementen, meubels ed., alles afkomstig van Europa, vnl. van Engeland.
Er kwam toen elektriciteit in Oudtshoorn, en het huis was van meet af aan voorzien van elektrische snufjes. Zo was er bvb. in elke kamer een bel om het dienstpersoneel te roepen. Bij de keuken hing er een bord met evenveel lampjes als er bellen waren. Hierop kon het personeel dan zien in welke kamer er gebeld werd. De verscholen geschiedenis….
De Le Roux waren oorspronkelijk Frans en zijn met de Hugenoten in Zuid-Afrika terecht gekomen.
Om het materiaal, de ornamenten, de meubels, enz. aan te kopen, hadden zij van grote bedrijven de catalogi. Per post (100 jaar geleden, erg traag) bestelden zij het gewenste, dat werd dan vervaardigd in Engeland, per schip naar Mosselbaai vervoerd en dan per ossenwagen de bergen in. Een huis bouwen en inrichten kostte dus wel wat tijd. En dan te bedenken dat men er bijna niet woonde!
Trouwens hetzelfde gebeurde met het boerenhuis. Alleen, dat boerderijhuis was nog veel groter, eerder een paleis! In het huis zijn er veel art deco elementen, maar ook Victoriaanse en andere stijlen.
Na het overlijden van de vader Le Roux werd het op dezelfde manier gebruikt door zijn 3 kinderen en als de man van de dochter 15 jaar later stierf, heeft zijn zich ingekocht. Pas dan leefden er full-time mensen in het huis. 1é jaar later stierf ook zij en heeft de stad het huis als museum aangekocht. Het meeste meubilair en ander los materiaal is niet meer origineel, maar wel uit dezelfde tijdsperiode en van dezelfde klasse.
Verder is er ook het C.P. Nelmuseum, ondergebracht in de voormalige middelbare school voor jongens. Het gebouw is ook iets meer dan 100 jaar oud en heeft een mooie klokkentoren.
De klaslokalen waren erg groot, dus veel ruimte voor het museum. Men vindt er allerlei zaken uit de bloeitijd van de struisvogelboerderijen, de verzameling is erg indrukwekkend. Er is natuurlijk een zaal over de struisvogel(veren).
Maar er is ook een oude, volledig ingerichte, apotheek, porseleinwinkel, kledingzaak, kantoor van een rechtsman, een nog in gebruik zijnde synagoge, … . Verder zijn er nog verzamelingen van bvb. badkuipen, stikmachines, poppen in klederdrachten, karren, …. Allemaal afkomstig van (rijke, blanke) mensen die in Oudtshoorn woonden.
Op een kleine 40 km van Oudtshoorn ligt in de “Swartberge” een grottencomplex. De San hebben zeker in de eerste grot, verbonden met de buitenwereld, gewoond.
Het is pas in 1917 dat de eerste mens, een Boer die hier zijn land had, afgedaald is aan een touw en met een kaars. Waarschijnlijk heeft die man niet erg veel gezien. Pas 12 jaar later zijn de eerste speleologen aan grotonderzoek begonnen. En men weet zeker dat absoluut nog niet alles ontdekt is. Bezoekers kunnen kiezen tussen 2 toeren, waarbij de tweede enkel voor slanke mensen, lenig en avontuurlijk is. Wij hebben die dus niet gemaakt. Het gewone bezoek is ook al indrukwekkend. Men bezoekt 6 zalen, waarvan de eerste zo groot is dat er , ten tijde van de apartheid tijdens concerten, met gemak 2000 mensen op een stoel kunnen zitten en er nog een grote ruimte voor het orkest was.
De akoestiek is erg goed. Iemand van de bezoekers zingt, en elke gids zingt ook. We zijn geen specialisten, maar het klinkt erg goed. Ook de andere zalen hebben mooie rotsformaties en druipsteenformaties.
Het leuke van de bezoeken met niet-blanke gidsen, is dat zij minder saaie opsommigen geven, meer een lol er tussen steken, zelfs zingen.
Bij Oudtshoorn ligt een even grote township Bongolethu. Daar woont een Xhosa vrouw met de Engelse naam Ma Betty. Zij heeft de tijd van de apartheid voor een groot deel van haar leven meegemaakt. In die tijd leefden de zwarte mensen bovendien met hun oude tradities waarbij de zwarte vrouwen al het werk moesten doen en de man, naast zijn (slecht) bezoldigd loon, een eigen leven had.
Na de apartheid en bij het begin van de ambtsperiode van Nelson Mandela, ook een Xhosa, kwam daar, althans zeker in theorie, verandering in. Het principe van Nelson Mandela is dat iedereen volledig gelijk is, blank en zwart, vrouw en man. Dus dat , volgens Ma Betty, zowel de man als de vrouw het werk moeten verdelen (trouwens ook de blanken en de zwarten).
Ma Betty zou dan een project starten om de zwarte vrouwen uit de townships bewust te maken dat zij hun eigen leven nu in handen kregen. Haar project is erkend (maar niet gehonoreerd) en 10 jaar geleden werden in Nederland meer dan 40 zwarte mensen uit Zuid-Afrika, die een kleinschalig project wilden opstarten, uitgenodigd (op kosten van een of andere organisatie in Nederland) om het project voor te stellen. Ze kregen dan een kleine subsidie om de zaak op te starten. Die subsidie kwam overeen met ongeveer 500€. Ma Betty en haar vrouwen waren al gestart en hebben vanaf toen beetje bij beetje het gestalte gegeven. De vrouwen komen samen, ze hebben een restaurant met traditioneel Xhosa voedsel (enkel op reservatie), ze doen aan handwerk zingen en dansen, en verdienen op die manier wat geld. De rest van het geld gaat naar het verder uitbouwen van het project.
We hebben op donderdagavond een afspraak gemaakt voor zaterdagmiddag. Ma Betty en haar man verwelkomden ons in het restaurant van het project, een grote Xhosahut met de minimumvereisten voor een restaurant, nl. een koelkast, ook ergens gesponsord, en een gasfornuis. Er is voldoende zitgelegenheid om naar de zangers en dansers (allemaal vrouwen) te kijken en om naar Ma Betty’s story te luisteren? Elke activiteit is tegen een bepaalde prijs, steun aan het project.
Tijdens haar story horen we dat Nelson Mandela een enorm positieve invloed gehad heeft met zijn gelijkwaardigheidsprincipe. Dat heeft van Ma Betty een moderne, zwarte vrouw gemaakt. Zij houdt de zwarte vrouwen, en de gasten, voor niet te zitten wachten tot er iets gebeurt of tot er hulp zou komen, nee, neem zelf het leven in handen, doe zelf wat om de situatie te verbeteren. Zorg er ook voor dat de kinderen niet meer vast hangen aan de oude tradities waarbij bvb. de ouders beslissen met wie er getrouwd wordt, de hele ceremonie met geven en krijgen van en aan de andere familie. Zij heeft geen gelegenheid gehad vroeger om te studeren, maar het leven heeft haar een positieve kijk gegeven. Ook i.v.m. HIV en AIDS doet zij niet zoals vele zwarte mensen, wegstoppen en verzwijgen, maar door er over te spreken en oorzaak en gevolg duidelijk uit te leggen, wil zij in haar kleine groep mensen, verbetering brengen.
Ma Betty vertelt haar story
We zijn er 2 uur geweest, het eten was lekker en we hebben toch wel wat bijgeleerd over de gedachte-evolutie bij sommige mensen. Het is wel duidelijk dat zij probeert te veranderen, maar dat nog vele zwarte mensen, volgens haar, in het oude stramien blijven hangen.