Reisverhaal «6. Kafue National Park»
Zambia en zuidelijk Afrika
|
Zambia
|
5 Reacties
08 Oktober 2012
-
Laatste Aanpassing 17 Juni 2013
Het Kafue National Park is het oudste en grootste nationaal park van Zambie. De oppervlakte is bijna 75% van deze van België. Rond het park heeft men GMA’s, Game management area’s, dit om de dieren die buiten het park wandelen te beschermen. Zoals bij elk park in Zambia staat er hier immers geen afsluiting rond.
De Great West Road gaat vanaf Lusaka richting westen en snijdt het Kafue Park in een noordelijk en zuidelijk deel. Het zuidelijk deel is beduidend smaller dan het noordelijk deel en er zijn minder overnachtingsplaatsen in het zuiden.
De Kafue is een rivier die in het noorden van Zambia ontspringt en een zijrivier is van de Zambezi. De Kafue heeft nog verscheidene bijrivieren. Het gebied is heel waterrijk, zelfs nu naar het einde van het droge seizoen. Dit is Te bijvoorbeeld te merken aan het feit dat die rivieren nu nog steeds via een pontoon moeten overvaren worden, het waterpeil is nog veel te diep om er door te rijden.
Wij komen het park binnen langs het noordoosten. Vanuit Kasempa is er een goede baan, niet geasfalteerd maar met slechts hier en daar putten. Op een bepaald moment kan men afslaan naar de noordelijke toegang tot het park, wij rijden echter door. In het noordelijk deel van het park, waar volgens de reisgidsen veel wild te zien is, kan men enkel overnachten in peperdure en exclusieve lodges, die alle door één en hetzelfde bedrijf worden uitgebaat.
De weg die wij volgen weg kruist 2 rivieren, waarbij de tweede de Kafue is. Beiden hebben een ponton dat via 2 motoren is aangedreven. Het bedrijf dat de pontons uitbaat is bij elk ponton hetzelfde, de kostprijs is officieel vastgelegd en ook overal gelijk
Na de oversteek van de Kafue komen we in het nationaal park. Ook tussen de 2 pontons zijn er dieren te zien, waaronder de impala en de onvermijdelijke bavianen. Voorbij het tweede ponton komen we in het park. Eens in het park zien we meer olifantensporen. Na slechts 9 km is er een afslag naar de eerste plaats waar we overnachten, het McBrides Camp. De camping heeft voor elke plek een eigen sanitair en een afwasgedeelte, steeds met warm en koud water. Het is hier de wilde natuur en het park wordt veel minder bezocht dan het eerste, South Luangwa. Op de camping en de lodge, die beiden dichtbij de rivier liggen passeren allerlei dieren en vogels.
Chris McBride en zijn vrouw Charlotte zijn enthousiaste natuurliefhebber, ze wonen hier het ganse jaar.
Nadat we de tent hebben opgezet gaan we naar hun huis en we zien tussen ons en de rivier een olifant wandelen. We worden door de mensen die hier werken gewaarschuwd niet in de buurt van het dier te komen en erg voorzichtig te zijn. Op mijn vraag wat we moeten doen als het dier naar ons komt is het antwoord “jump into the car”.
's Avonds doen we een boottocht op de Kafue rivier, we zien verscheidene vogelsoorten en een krokodil. ’s Morgens maken we met Chris, gewapend met zijn geweer, verrekijker en fototoestel, zijn vrouw en een gids-medewerker, een ochtendwandeling. We zien recente sporen van verschillende dieren.
De lente is duidelijk in het land, de meeste bomen en struiken dragen frisgroene bladeren en er komen vele soorten in bloei. Dit trekt dan weer vogels aan zoals kolibri’s.
Als we ongeveer op het einde van de wandeling zijn, net voor de jeep zou gebeld worden om ons op te halen, houden we even halt op een boomstam. We zitten nog maar net neer als we wat verder gekraak van takken horen. Er komt een kudde olifanten, waarvan enkele erg grote, uit de bush gewandeld. Snel moeten we opstaan en een eind verder stappen want we staan op een plaats waar ze waarschijnlijk naartoe komen en de wind waait van ons naar hen, dus ze reuken ons. Na enkele minuten staan we op een plek waar de wind gunstig is, maar dan moeten we toch nog wat verder. We zien de olifanten wandelen, het zijn er 6.
We stappen nadien terug naar het kamp, want het is te gevaarlijk om opgehaald te worden.
Terwijl we bij onze tent zijn, overdag is het immers te warm om vele dieren te zien, komen verschillende vogels en ook de bosbokken tot vrij dicht bij ons.
Oktober is in Zambia de heetste maand van het jaar, ze wordt wel eens de zelfmoordmaand genoemd. Vanaf half november begint het immers te regenen en dan is het wat minder heet. Alhoewel, de laatste jaren is ook hier de klimaatverandering te voelen, want dikwijls komt de regen pas een maand later en stopt ze een maand vroeger. En ook het regenpatroon verandert, vroeger regende het elke dag of nacht gedurende een korte tijd hevig en dan was er weer blauwe lucht. De laatste jaren kan het soms langer regenen en dan weer enkele dagen niets. Oktober is erg warm vanaf ongeveer 10u ’s morgens tot ongeveer 17u. en ’s nachts heerst er een heerlijke temperatuur.
Plots zien we de kleinste soort antilope dicht bij ons opduiken. Het dier graast rustig en na een tijdje kan ik langzaam het fototoestel nemen om foto’s te maken. Het, nochtans zeer schuwe dier, blijft rustig verder grazen. De blauwe duiker, zoals het dier noemt, komt tamelijk weinig voor, maar blijkt hier wel een regelmatige gast te zijn. Een volwassen dier weegt 4 kg, de jongen moeten wel erg klein zijn!
’s Avonds maken we een nachtelijke jeeptocht met Charlotte (en het geweer), een chauffeur, de andere begeleider en een vriendin van Charlotte, Tracy. Zij woont in Lusaka, is blijkbaar nogal eenzaam en heeft nood aan “mee te tellen” in de maatschappij. Als we de dag nadien vertrekken nodigt ze ons uit om in Lusaka bij haar te komen overnachten. Dat zullen we doen.
Tijdens de avondlijke tocht (wordt hier al nacht genoemd omdat het pikdonker is om 18u30) zien we geen grote nachtdieren. Wel zien we de nijlpaarden naar hun graslanden trekken om de ganse nacht te gaan eten. Ook een genet en civet, twee diersoorten die overdag slapen, kunnen we zien met de sterke lamp waarmee de man de omgeving verlicht. Foto’s maken lukt echter niet, te donker.
Als we wegrijden van Mc Bride zien we twee waterbokken, dieren die ook weinig te zien zijn.
Enkele dagen nadien horen we Duitsers die ook op de McBride camping stonden dat de volgende nacht 5 leeuwinnen over de camping gewandeld hebben.
De weg, die komt van het ponton en naar Mumbwa, aan de Great West Road, loopt, is heel erg slecht met een zeer stenige ondergrond, continue ribbels en putten. We rijden over de 100 km vanaf de camping tot Mumbwa, 4 uur. Via de Great West Road rijden we nu naar het zuiden en komen we in Puku Pan lodge en camping, weer aan de Kafue rivier, maar buiten het park gelegen.
De overkant van de rivier is nationaal park. We maken met de boot, en een koppel Zwitsers die ook op de camping staan, een ochtendtocht op de rivier. Eén van de prachtige vogels die we zien is de Openbekooievaar. Hij eet zoetwatermossels en slakken, die hij in het water vindt. Tussen de 2 snaveldelen is een opening waardoor hij die schelpen kan vasthouden en kraken.
’s Avonds maken we weer een nachtelijke tocht met een open jeep. ’s Morgens heb ik bij de camping een vers spoor van een luipaard gezien, het dier was bij de lodge langs geweest. We hopen, eindelijk eens, een luipaard te zien. Zoals de boottocht duurt de nachtdrive hier 2,5u, langer dan op andere plaatsen. Eerst zien we weer veel puku en impala, hun ogen schitteren bij de belichting door de sterke lamp. Na een tijdje slaan we de bush in, het rijpad is nog nauwelijks te herkennen. Plots begint de chauffeur hard te rijden en stopt dan plots. Rechts naast de auto, op enkel meter afstand wandelt heel rustig een mannetje luipaard. Hij kijkt eens op, maar stoort zich niet aan ons. We kunnen hem heel duidelijk zien. Ik denk “zo een dier is relatief klein om zo een grote impala hoog de boom in te slepen”. Na even verdwijnt hij in het struikgewas. We rijden snel verder en draaien ons even verder om. En weer even later zien we hem op een open grasvlakte wandelen, nu samen met een wijfje. Normaal komen luipaarden alleen voor, enkel wanneer ze gaan paren lopen ze even samen. Ze wandelen rustig verder en een klein eindje verder zien we ze samen rollen over de grond. Door de sterke lamp kunnen we ze goed zien. Daarna verdwijnen ze samen in de nacht. We zijn blij dat we na zoveel bezoeken aan wildgebieden, ook luipaarden in het wild gezien hebben.
Nadien zien we nog genet en civet en ook weer enkele nijlpaarden op het vaste land om te gaan eten.
De volgende dag, zondag, rijden we verder naar het zuiden tot het stuwmeer op de Kafue. In het dorp dat daar is ga ik op het politiekantoor vragen welke verdere route, richting Lusaka-Livingstonebaan, er de minst moeilijke is. Vele routes hier gaan immers door diep (Kalahari)zand, en zelfs in 4x4 geraak je daar niet altijd probleemloos door. We krijgen de weg opgegeven richting Namwala, deze die we eerst dachten te doen. Eerst is dit ongeveer 40 km rijden, meestal door een gebied met grote runderboerderijen.
De meeste van die runderen zijn Indische koeien, die bestand zijn tegen grotere droogte dan de Europese runderen. Wat verder wordt het droger en is er geen bedrijvigheid meer. We komen aan weer een pontoon over de Kafue rivier. Hier is het veel drukker dan bij de vorige. Het is zondag, dus vele voetgangers gaan (gratis) mee over.
pontoon bij Namwala, druk op zondag
Kleurrijke bedoening. Eens over de rivier is er nog 10 km te rijden voor we op een asfaltweg komen. Die 10 km liggen ronduit slecht en de laatste km is erg zanderig zodat de 4x4 nodig is. Gelukkig is dit bij het dorp Namwala, mochten we vast geraken dan is er snel hulp te vinden. Eens het dorp voorbij is het nog 170 km te gaan tot de Great South weg, eerder de Livingstone-Lusaka Road genaamd. Ook hier zijn nog veel grazende runderen te zien.