Reisverhaal «zuid Thailand deel 1»
Zuidoost Azië
|
Thailand
|
2 Reacties
23 November 2013
-
Laatste Aanpassing 05 Februari 2014
Het zuiden van Thailand is het gedeelte dat lang en smal is en en ten zuiden van Bangkok ligt. Een klein deel ervan ligt meer oostelijk en grenst aan Cambodja. In dat gebied ligt ook Pattaya, de voornaamste, maar zeker niet de enige stad, waar prostitutie hoogtij viert. Dat gedeelte bezoeken we niet, veel is er immers niet te zien.
Het grootste deel van zuid Thailand strekt zich over meer dan 1000 km van noord naar zuid uit.. Een deel grenst aan Myanmar, dat westelijk ligt, nog zuidelijker is de westzijde begrensd door de Andamanenzee. In het zuiden wordt het gebied begrensd door Maleisië. De 4-5 zuidelijke provincies zijn "sterk af te raden" door allerlei diensten, ook het Belgisch ministerie van Buitenlandse Zaken. Reden: problemen tussen moslims en Thailand.
Van Pak Chong, ten oosten van Bangkok waar we het natuurgebied bezochten, tot Pretchaburi
rijden we via snelwegen. Niet te
vergelijken met deze die we in België kennen: er rijden fietsers en
motorfietsen, soms in de tegenrichting , er wandelen voetgangers, men steekt de
snelweg over, er zijn plaatsen waar men een U-turn kan maken, … . Meestal zijn er 2, 3, 4 of 5 rijvakken in
elke richting.
100 km rond Bangkok is er veel industrie. Ten westen en ten zuidwesten zijn we een
tweede rijstteelt. Het gebied is daar erg
waterrijk.
De ganse rit tot een heel eind voorbij
Bangkok is eigenlijk absoluut niet mooi.
Maar Bangkok moet voorbij gereden worden wil men van noord naar zuid
reizen.
Later wordt het landschap
weer mooier, minder vrachtwagens en geen industrie meer.
We houden halt in
Petchaburi. Het is niet echt een
toeristisch stadje, daardoor is alles wat goedkoper.
Petchaburi is bekend voor
zijn zoetigheden gemaakt met palmsuiker.
De vroegere koningen hadden hier een buitenverblijf, het Phra Nakhon Khiri
Palast. Het is geen luxe paleis, wel zijn
de meeste tentoongestelde artikelen erg westers. Vele ervan zijn geschenken die de koningen
van bezoekers ontvingen.
Het paleis ligt op een
berg(je). Men kan te voet naar boven,
vergezeld van honderden apen, of via een tandradbaan (1€ heen en terug).
Van boven heeft men een mooi
zicht naar alle richtingen.
Ook boven proberen de apen te stelen wat ze maar kunnen, zelfs in vuilnisbakken
met een kleine opening steken ze hun handen en armen in.
Vandaag is het de volle maan in
november. Vooral de volle maan van
oktober en november zijn belangrijk. Dan
is het regenseizoen (bijna) ten einde.
De dag van volle maan, of het nu zondag of weekdag is, dat doet er niet toe, is er een klein festival. We bezoekn dat op 2 plaatsen.
Eerst wandelen we in het
stadscentrum bij de rivier rond. Hier is
een grote tempel, en 2 bruggen over de overvolle, snelstromende rivier. Er zijn heel wat stalletjes.
De belangrijkste verkopers zijn zij die
een bloemstuk verkopen met enkele wierookstokjes er op en een kaars. Het bloemstuk is gemonteerd op iets dat op
het water drijft. Heel veel
bloemstukken, ook bootjes genaamd, bevatten één of meer orchideeën.
De mensen, persoonlijk voor zichzelf, een gezin, een koppel, … kopen zo een
bloemstuk. Dan gaan ze naar de rivier en
dalen ze via de trap af naar het water.
Daar wordt de kaars ontstoken en dan houden ze het bloemstuk omhoog en
denken over iets slecht uit hun kortgeleden verleden dat ze met het water willen weg laten
drijven, en denken ook aan iets van de toekomst (dit is enkel bij het
boeddhisme in gebruik). Daarna laten ze het bootje te water en
veroorzaken ze wat golfjes zodat het wegvaart en met de stroom meegesleurd
wordt. Onze chauffeur is boeddhist en
hij legt ons dit uit, omdat we het vragen.
Er worden ook nog papieren
ballons verkocht, net zoals 4 weken geleden.
Onderaan is er een brandbare stof aangebracht, die ook aangestoken
wordt. Hierdoor warmt de lucht in de ballon
op en na een aantal minuten kan men de ballon loslaten en gaat hij de lucht in.
De betekenis van de ballon en
van het bootje zijn soortgelijk.
Natuurlijk ontbreken de eetstalletjes niet, evenals enkele brolverkopers.
Later rijden we wat buiten de
stad waar zich een grote tempel bevindt.
Het is de tempel op 2 km van het guesthouse waar we verblijven.
Ook hier zijn de bootjes,
geen ballonnen. Er zijn kraampjes
allerlei, maar er zijn ook optredens en sportwedstrijden.
Voor vele mensen eindigt
het festival rond 21-22u. Sommigen
echter maken er ook een nachtelijk vertier van, alle gelegenheden zijn goed om te
drinken!
De weg van Phetchaburi naar
Phang Nga is iets meer dan 630 km en er zijn (voor het allergrootste gedeelte)
2 rijvakken per rijrichting. Maar zoals
hiervoor al beschreven, het is geen snelweg! We doen over die afstand iets meer
dan 8u. Overal waar we komen is het
droog en begint het net te regenen, meestal zeer hevige regenbuien.
In Phang Gna is het over,
geen regen meer. De weersvoorspellingen voor
de volgende dagen geven telkens 50% of meer kans op regen!
Maar de volgende dag,
helemaal geen regen, meestal zelfs blauwe lucht!
Phang Nga is vooral beroemd
om het gelijknamige nationaal park in de Phang Nga baai, een baai die aansluit
aan de Andamanenzee. Het nationaal park
is beroemd om zijn James Bond rots. De
rots kwam in een James Bond film van 1974 voor.
Het ganse gebied bestaat uit zeer vele eilanden in karst. Het uitzicht is zeer de moeite waard. Naast de deels begroeide rotsen zijn er ook
grotten die in de kalksteen gevormd zijn.
De boten waarmee de baai
bezocht worden zijn voorzien van een zware motor, de boten zijn ook veel beter
gebouwd dan de rivierbootjes waarmee we op de rivieren of meren in Thailand en
Lao voeren.
In het busstation van Phang
Nga zijn er enkele kantoren van aanbieders van halve dag of dagtrips in de baai.
We bestellen op maandagavond onze trip voor dinsdag.
De bodem van het nationaal
park bestaat uit kalksteen dat 11.000 jaar geleden helemaal boven zeeniveau lag
en bedekt was met ijs. Ongeveer 8.000
jaar geleden smolt het ijs (ijstijd ging voorbij) en het zeewaterniveau steeg
zodat de valleien onder water kwamen.
Ook allerlei andere invloeden rond 5.000 jaar geleden deden het
zeeniveau nog verder stijgen. Door onderzoek vermoed men dat 3.000 jaar geleden
het zeeniveau 1,5 m hoger lag dan nu. Er
leefden toen volkeren waarvan men nog enkele getuigenissen, zoals
rotstekeningen, heeft ontdekt. Er zijn
geen resten van permanente bewoning gevonden, hetgeen het vermoeden bevestigt
dat ze in grotten bij de zee verbleven.
de beroemdste grot in dit gebied is op het eiland
Khao Ping Kan, beter bekend als de James Bond rots
Van Phrang Gna naar Pukhet stad is de afstand ongeveer 75 km.
Het eiland is verbonden met het vasteland via een brug. De hoofdstad is Pukhet stad, die ongeveer in
het midden van het eiland aan de oostkust ligt.
De westkust is voor het grootste deel een aaneenschakeling van hotels en
allerlei vertier en daar bevinden zich de meeste stranden. Door de gevaarlijke onderstromingen is
zwemmen maar op enkele beperkte plaatsen mogelijk.
Het noordwesten is iets rustiger.
Normaal zou november al een drogere maand zijn, maar dit
jaar is dit niet het geval.
Phuket is de meest welvarende provincie van Thailand, niet
in het minst door zijn toerisme.
In de oude stad zijn heel wat gebouwen in Chinees-Portugese
stijl te vinden.
Chinezen uit het zuiden van China en van het eiland Hainan zijn via de
Zuid-Chinese zee in de jaren 1800 naar Phuket uitgeweken. Hiertoe behoorden ook
vele handelaars.
Verder weken ook Maleiers naar Pukhet uit.
De vele winkels werden gebouwd naar het prototype dat geliefd was in Malakka,
een havenstad op het Maleisische schiereiland. Malakka had een sleutelpositie
in de handel in Zuid-Oost Azië vanaf de 14de eeuw. Toen al vestigden zich hier veel Chinezen.
In 1511 werd Malakka ingenomen door de Portugezen. Vanuit Malakka veroverde Portugal stukken
land in Zuid-Oost Azië. Later hebben de
Nederlanders en nog later de Engelsen de stad bezet. Nu is de stad haar betekenis kwijt als
havenstad omdat grote zeeschepen, wegens de ondiepte, niet kunnen aanmeren.
De bouwstijl in Malakka werd beïnvloed door de Chinezen en
de Portugezen.
De grondprijs voor de handelspanden in Pukhet werd bepaald door het aantal m gevel. Vandaar dat vele zaken een smalle gevel
hadden en een grote winkeldiepte. Verder
moest de voorgevel ook voor schaduw zorgen zodat de voetgangers goed beschermd
voor de zaak bleven staan.
Veelal komt er op de gevel ook stuckwerk voor.
Deze Chinees-Portugese stijl bleef behouden tot ver in de 19de eeuw.
In Thailand zijn er op vele plaatsen nog pandjeshuizen te
vinden, in Pukhet zijn die in handen van
Chinezen. Indien iemand geld nodig
heeft, en dat niet in bezit heeft, kan hij/zij dat krijgen, in ruil voor een
roerende eigendom van een hogere waarde. Zelfs een auto kan als pand gegeven worden.
Komt men binnen de drie maanden zijn schuld, met intrest van 1,25% per maand
(!) betalen, dan krijgt men het pand terug.
Zo niet wordt het onroerend goed na 3 maanden verkocht en heeft de
handelaar zijn geld terug
In Pukhet stad is er het Thaihua museum. Het gebouw zelf en alle tentoonstellingen
binnenin leren ons veel over de geschiedenis van Pukhet.
In Pukhet was reeds in de jaren 1600 tin ontdekt. In de eerste helft van de 19de
eeuw was het westen vragende partij voor tin.
5 rijke Chinese families, die eigenaar waren van de verschillende
tinmijnen hadden meer arbeiders nodig, niet allen om in de mijn te werken,maar
ook voor alle bedrijvigheid daar rond.
Zo werden begin 19de eeuw heel veel Zuid-Chinezen aangetrokken.
De rijke families verzamelden Chinezen met dezelfde familienaam in één groep om
de samenhorigheid te bevorderen. Ze
hadden ook oog voor de gezondheid en de opleiding van de Chinese kinderen. De bouw van de school, samen met de
opvoeding, was een belangrijke realisatie van hun doelstellingen. In 1948 werd de school helemaal gerestaureerd
Ondertussen was het toerisme op gang gekomen. In de jaren 1970 werd door Pukhet een wet
uitgevaardigd dat toerisme op de eerste plaats kwam en dat de mijnindustrie
moest ophouden te bestaan.
Dit was niet naar de zin van de Chiezen, maar uiteindelijk moesten ze zich
erbij neerleggen.
De rijke Chinezen zijn dan beginnen investeren in zeer grote rubberplantages,
en later ook in oliepalmplantages. Het toerisme is voor hen ook een belangrijke bron van inkomen.
Op de eindpunt van een schiereiland ten zuiden van Pukhet
stad, bevindt zich het aquarium. Sommige
zee-organismen zijn van erg ver weg ingevoerd, maar de meeste zijn afkomstig uit dit gebied. In dit gebied van de Adamenenzee komen heel
veel koraalriffen voor, met de bijhorende koraalvissen
Door de tsunami van 26
december 2004, met het epicentrum ten westen van Sumatra in de Indische Oceaan en met een kracht van
9,3 op de schaal van Richter, werden in Thailand 5305 mensen gedood. De verwoesting vond plaats aan de westzijde
van Thailand, ook Pukhet heeft erg geleden onder dat natuurgeweld. De koraalriffen en de mangroves hebben ook erg veel verwoesting gekend.
De volgende dag regent het weer de ganse tijd, wel met
temperaturen van rond 26°C.
We hebben op het eiland Pukhet nog enkele uren een slechtweerprogramma af te
werken, maar de bezoeken buiten schrappen we, niet wegens de regen, wel wegens de modder.
Het verkeer op het eiland is overal hectisch, stoppen, af en toe aanschuiven,
weer stoppen, … en dat niet alleen tijdens de spitsuren, nee, de hele dag. Op 35 km doe je gemakkelijk meer dan 1,5u!
Centraal ongeveer op het eiland ligt Kathu.
Nadat in de jaren 1980 alle
mijnactiviteit is stopgezet in Pukhet ten voordele van het toerisme, is men in 1999 met de planning van een museum
gestart.
In 2006 startte de bouw in Chinees-Portugese stijl, en in 2008 was de bouw
voltooid. In 2009 begon men met de
inrichting en pas in 2011 opende het museum voor het publiek.
Binnenin mag er weer niet gefotografeerd worden, maar
niemand loopt rond en er is nergens een camera te bespeuren….
In het museum wordt er wat over de geologie van de aarde
verteld en vooral tentoongesteld, is er ook wat over de mineralen die in de
bodem en de zee van Pukhet werden gevonden, iets over de mijntechnieken, en
verder nog wat taferelen en displays uit de tijd van de rijke Chinezen en de
mijn. Ook opiumroken ontbreekt niet.
Alles staat bijna uitsluitend in het Thai gelabeld, dus soms
is iets niet verstaanbaar.
Het doel van de oprichting van het museum is de 200 jaar mijnactiviteit in de herinnering te houden, en een
toeristische activiteit bij te creëren. Nu al zijn er bijna geen toeristen, als het
mooi weer is, denk ik, zien de talrijke personeelsleden hier niemand langs komen.
Veel van wat er tentoongesteld is werd ofwel door de mijnen ter beschikking
gesteld ofwel geschonken door de rijke bewoners van Pukhet.
De mijnwerkers waren Chinezen, die met hun eigen gewoonten
in Pukhet belandden.
Vooral tin werd hier
opgegraven, of opgepompt. Naast tin waren
er nog wat andere metalen als verontreiniging, die werden verwijderd.
De boom is er gekomen, toe het westen begon met blikken dozen en later
ingeblikt voedsel. Die blikken bevatten
binnenin veelal ijzer, met een tinnen laag als bescherming tegen het roesten.
Door de boom zijn nog meer Chinezen gekomen, waardoor ze een
belangrijke stempel hebben gedrukt op elke vorm van de samenleving in
Pukhet.
Vele bewoners nu hebben voorouders (één of twee generaties geleden) die Chinees, Malay of Thai waren.
Naast open mijnen werd er ook gewerkt in ondergrondse mijnschachten. Pas als er
eenvoudige machines in gebruik genomen zijn, kon men ook dieper graven. Dan kon men soms gebruik maken van
hydraulische pompen om het gesteente te breken en naar boven te voeren?
Soms werd er gebruik gemaakt van steenpompen.
Het erts werd dan in de mijn reeds in kleiner gesteente gebroken en via
dikke buizen omhoog gepompt.
Voor onderwatermijnen baggerde men met een soort
baggeremmers.
Het tin dat hier gevonden werd is onder de vorm van het erts
cassiteriet (chemisch tin(II) oxide).
Het is het beste erts om tin te kunnen zuiveren. Het fijngemaakte erts werd met kalksteen (van
de karstrotsen, dus voldoende in voorraad) en met steenkool gesmolten tot 1300°C. Hierdoor ontstaat er vloeibaar zuiver tin,
met een zuiverheidsgraad van meer dan 99%, en afvalbrokken, die lichter in gewicht
zijn en als slak bovenop drijven. Het
vloeibare tin wordt dan in een volgend oven verder gezuiverd, meer dan 99,9%
zuiver tin. Daarna wordt het gegoten in
vormen en vervoerd naar de kopen, die het opnieuw kan smelten.
Na het mijnmuseum is er nog een laatste bezoek aan de vlindertuin annex
insectenmuseum.
Er zijn een aantal mooi opgezette insecten en ook enkele levenden, waaronder
schorpioenen en tarantula’s.
In de vlindertuin zijn vele orchideeën te zien
En natuurlijk, ook vlinders
In Pukhet lopen veel toeristen rond, momenteel omdat het
helemaal geen strand- of zwemweer is.
Blijkbaar is de grootste groep toeristen uit Korea. Wat ons het meest opvalt echter zijn de
Russen, overal Russen. Af en toe is er
wel een West-Europeaan te horen, maar dat is niets in aantal in vergelijking met
Russen.
Pukhet ligt aan de westzijde
van de Phang Gna baai, Krabi aan de oostzijde.
We rijden dus weer voorbij Phang Gna.
Krabi stad ligt aan een
rivier, die wat verder uitmondt in de Andamanenzee. De rivier stroomt over een afstand van 5 km
door de stad.
De bodem rond Krabi bestaat uit klei en zand waardoor rubberaanplantingen,
oliepalmen, mangoboomgaarden, kokosnoten en koffie hier goed gedijen. Regelmatig verschijnen er ook karstrotsen.
De kuststrook is vrij grillig
ten westen van Krabi, met hier en daar (toeristische) stranden. In het gebied rond de stad zijn er
mangrovebossen te vinden.
De stad zelf is wat toeristisch, vooral met mensen die de volgende dag naar één
van de eilanden varen. Met dit
regenweer, mist en iets wind blijft iedereen in de stad hangen. Op onze wandeling komen we dan ook wel wat
blanken tegen (ook Russen).
We gaan ook even langs in enkele kantoren die daguitstappen naar eilanden
verkopen. De ene probeert te verkopen,
maar verstaat dat we pas morgen vroeg kunnen beslissen. De andere zegt dat het slechte weer aanhoudt
en we dus niets kunnen gaan doen op de eilanden.
We horen dat de mensen van de eilanden weggehaald worden voordat er mogelijke
stormen zouden losbreken.
We maken een wandeling naar 2 bezienswaardigheden: de tempel Wat Kaew en het
dichtbij gelegen Krabi museum of Contemporany Art.
De mensachtige aap,
Siamopithecus oceanus, waarvan gebitsresten gevonden zijn in een bruinkool
(fossiele plantaardige brandstof) mijn in het zuiden van de provincie. De resten zouden van 40 miljoen jaar geleden dateren,
uit het laat Eoceen. Hij/zij zou
verwantschap kennen met soortgelijke organismen in Birma, Oman en
Noord-Afrika. Tijdens het Eoceen waren
uitwisselingen in de dierenwereld frequent tussen Afrika en Azië. De resten die hier gevonden zijn, zijn
minimaal om een grote zekerheid te hebben.
Er is wel een sterk vermoeden van verwantschap tussen mensachtige primaten
in beide continenten.
Bovenop vele lantaarnpalen langs
de rivier staat diezelfde arend in kleiner formaat afgebeeld.
Hij blijkt hier in de streek voor te komen.
De volgende dag begint grijs
en erg bewolkt maar toch zonder regen.
We bezoeken eerst Wat Tham Sua, de Tijgergrottempel. Deze tempel is gesticht in 1975 door de
monnik Jumnean Seelasettho, die daar in een grot ging mediteren (Vipassana
meditatie). Toen hij daar zat zag hij
dikwijls tijgers of een tijger langs komen, althans volgens de legende.
Bovenop de rots, waarin zich
de grot bevindt, is er een tempel gebouwd en is er een grote, zittende boeddha
te zien.
De top van de rots is 600m boven de grond en
er moeten meer dan 1200 smalle treden beklommen worden.
In de tempel wonen zowel monniken in hun oranje kleed, als nonnen in witte
kledij. In tegenstelling tot de meeste
monniken, kunnen de nonnen helemaal niet lachen!
Beneden is men momenteel
bezig een nieuwe tempel te bouwen, het skelet in gewapend beton staat er al en
vertoont al wat slijtage.
De onderste 2 verdiepingen
worden tempel (een op elke verdieping) en er is al wat baksteenwerk ingevuld.
De trap tot boven is klaar
incl een erg lage reling.
Traptreden op de eerste 2
verdiepingen hebben al wat brokstukken verloren.
Verder is men de spits van de toren aan het bekleden, met witte en met
goudgekleurde tegels.
Op de onderste 2 verdiepingen staan er 4 torentjes, waarvan er 2 al wat bekleed
zijn.
Onwillekeurig denken we aan
de Sagrada familia in Barcelona.
Overal staan er tijgers als
versiering en zijn er trappen met slangen of eerder met een drakenkop.
Aan de overzijde, in de karst
is er de grot. Daarvoor is er een heel
bouwwerk, zeer groot, waarin enkele goed gevoede monniken mensen en geschenken
ontvangen, en na het gezang van de bezoekers, een tekst zingen in het
Sanskriet. Sanskriet is voor Zuid-Oost
Azië wat Latijn is voor het westen, een oude, dode taal, waarvan hedendaagse
talen zijn afgeleid, en die in de godsdienst gebruikt worden (alhoewel boedhisme
geen godsdienst is, eerder een filosofie).
En om het raderwerk goed gesmeerd
te laten draaien, de nonnen verkopen de geschenken! Er zijn 2 soorten geschenken nl. een
verpakking met een oranje kledingstuk voor een monnik, en een soort grotere
curverbox met allerlei dagelijkse benodigdheden
waarbij vooral de bus scheerschuim opvalt.
Achter de grote hall is de
grot van de monnik. Hier staan 2 tijgers
Als we binnen zijn in het
gebied bij de grot, giet het meer dan pijpenstelen. We wachten wat tot de regen vermindert om
naar de auto te gaan. Andere blanken
denken er blijkbaar anders over en lopen in hun bikini in de regen met in hun
hand een plastic zak die hun kledij bevat.
Gesproken van aangepaste kleding!
We rijden naar een kust die
te bereiken is via een ommetoer rond al de inhammen van een rivier. Hier komen
we bij een uniek stuk strand, nu omgeven door een klein nationaal park.
Het strand bevat hele platen waarin massa’s fossiele gastropoden te vinden
zijn, in het Nederlands noemen we die organismen slakken. Natuurlijk zijn er enkel fossielen van
huisjesslakken te vinden (de naaktslakken hebben immers geen versterkte schaal die kan fossiliseren). De slakken hier hebben een torenvormig
huisje.
75 miljoen jaar geleden zou hier een zoetwatermeer geweest zijn. In het water
kwamen toen veel meer slakken voor dan nu.
Bij het afsterven van het dier, zonken de slakken naar de bodem. Dit
proces zou 35 miljoen jaar geduurd hebben.
Ook plantaardige overblijfselen zonken en kleideeltjes kwamen op de
bodem terecht.
Daar waar veel plantenmateriaal zich opstapelde is nu te herkennen aan de lagen
bruinkool.
Naast klei was er ook kalkbezinking. De
klei-schelp-kalklaag werd in elkaar gedrukt en is nu nog als plaat te
zien. De platen zijn hier 1 tot 2 m dik,
maar ze zijn blootgesteld aan de golfslag en eroderen dus.
De zee heeft grote en vele
schuimkoppen, en het regent hard. Er is
bijna geen wind. Ondanks de waarschuwing
niet uit te varen met kleinere boten, komen we een groep Duitsers tegen die
deze ochtend toch uitgevaren zijn. Ze
hadden immers betaald! Maar na een
tijdje varen zijn ze onverrichter zake moeten terug keren.
Wat later vandaag, bij een ander strand, staan heel wat mensen op een platform,
blijkbaar ook politie en pers. Blijkt
dat een vissersbootje (zo één van het formaat waar we enkele dagen geleden mee
hebben gevaren) met muis vergaan is. De
3 mannen hebben zich kunnen redden door naar het nabije strand te zwemmen
Hun boot ligt een eind
verder, omgekeerd, in de golven te zwalpen.
Ze zitten te wachten tot iemand hun boot gaat halen en naar het strand
sleept. De vangst en al hun materiaal
zijn ze kwijt.
We zien hier en daar enkele
mensen in de zee, die zich laten meevoeren met de golven. Door gevaarlijke onderstromingen, overal
langs de kust, is dit niet de best gekozen bezigheid! Maar nergens in Thailand is er
strandbewaking, evenmin als een gekleurde vlag.
Iedereen moet het voor zichzelf weten.
Verder bezoeken we nog een orchideeënkwekerij,
maar er worden , op één soort na, alleen maar andere planten gekweekt. Vlak ernaast is er een kwekerij van
reuzenmeervallen (Pangasianodon gigas).
Hier is een Amerikaanse en haar Zuid-Thaïse man, de boss. Hun 2 kinderen zijn thuis en ze heeft met
haar kinderen een project om iets te leren over de diverse landen van waar haar
bezoekers afkomstig zijn. Blijkbaar zijn wij de eerste Belgen sinds
haar project gestart is.
Ze geeft elk van ons een zakje visvoer, in ruil voor inkomgeld, zodat de
verschillende vissoorten gemakkelijk te zien zijn. Ze zijn immers gewoon om gevoederd te worden.
Naast meerval wordt er vooral Tilapia gekweekt.
We zien ook enkele reuzen baarzen.
Zondag keren we terug
richting Bangkok, met nog wat bezoeken op de terugweg. De weersvoorspellingen zijn een beetje
streekafhankelijk, maar het lage luchtdrukgebied blijkt nog niet te verdwijnen.