Reisverhaal «Het centrum en oosten van Fuerteventura»
Fuerteventura, het oudste Canarische eiland
|
Spanje
|
4 Reacties
21 Maart 2024
-
Laatste Aanpassing 21 Maart 2024
5. Centrum en oosten, standplaats Triquivijate
Kaart waarop Triquivijate is omcirkeld
Antigua is de hoofdplaats van de gelijknamige gemeente. Het is een van de oudste plaatsen op Fuerteventura, gesticht op het einde van de 15de eeuw door enkele families uit Normandië en Andalusië.
Het stadje ligt ongeveer in het midden van het eiland op 254m hoogte.
In 1835 was Antigua voor 1 jaar de hoofdstad van Fuerteventura.
Sinds de stichting is het gebied nog altijd vruchtbaar en wordt er aan akkerbouw en veeteelt (geiten) gedaan.
We bezoeken hier het museum van de geitenkaas
Bij het museum hoort er ook een molen, molino. Sinds het einde van de 18de eeuw werden op Fuerteventura windmolens gebruikt. Deze molen van Antigua werkte tot ongeveer halfweg de 20ste eeuw.
Fuerteventura was lang de graanschuur van de Canarische eilanden (nu nog nauwelijks te geloven met al de droogte). Er werd graan, mais en gerst geteeld, geroosterd en gemalen. Het eindproduct was en is gofio, een product warin vroeger handel gedreven werd met de andere Canarische eilanden
de molen kan bezocht worden
Een ticket voor het geitenkaasmuseum kost 4€ per persoon. Het museum is gehuisvest in een typisch groot gebouw van een welgestelde familie.
In een eerste zaal gaat het over de lokale dieren (vogels, hagedisachtigen en zee-organismen) en de lokale planten.
In de tweede zaal wordt het verhaal van de geiten en de geitenkaas gebracht
er komt een 30-tal typen Majorera-geit voor. De Majorerageit leefde al op Fuerteventura voor de Spanjaarden hier voet aan wal zetten
Majorera geiten hebben een grote uier, hun melkproductie is van het grootst ten opzichte van andere geitenrassen
De geiten kunnen extensief gekweekt worden. Dan lopen de dieren vrij rond en komen ze eenmaal per dag naar de kraal om gemolken te worden.
worden ze eenmaal per dag gemolken en krijgen ze daar ook bijvoer.
Bij de intensieve geitenteelt leven de dieren in een eerder beperkte ruimte waar ze voer krijgen en waar ze gemolken worden. Af en toe gaat de geitenboer met deze geiten op wandel.
de Majorera hond kwam ook al voor toen de Spanjaarden op Fuerteventura kwamen. Deze honden zijn nodig om de kudde geiten samen te houden
Op artisanale geitenboerderijen worden de geiten nog met de hand gemolken.
op grotere boerderijen worden de geiten machinaal gemolken waarbij de melk direct bij 4°C gestockeerd wordt.
Om de kaas te maken wordt de melk eerst gepasteuriseerd bij bijna 80°C, daarna afgekoeld tot 30°C waarbij dan het stremsel (een samenstelling van 2 eiwitten) wordt toegevoegd.
dit stremsel kan industrieel vervaardigd worden
of natuurlijk zijn, dan is het afkomstig uit een geitenmaag. In dit laatste geval zou de kaas beter van smaak zijn
de gestremde melk wordt dan in vormen geperst, hierbij komt de wei vrij. De wei wordt als dierenvoer gebruikt
Afhankelijk van de tijd dat de kaas gerijpt wordt in kelders krijgt men verse, jonge of oude kaas
verse (links), jonge(midden) en oude(rechts) kaas. Oude kaas moet minstens 2 maanden rijpen
Op het domein van het museum is er ook een soort plantentuin, mooi onderhouden
en een voorbeeld van een hooimijt
*
Vandaag, zondag, is de Calima er weer, zeer hete lucht die voor luchtvervuiling door Sahara-zand zorgt. Gisteren was het ook al zeer warm (35-39°), maar het zand was er nog niet
Aan de oostkust zijn er enkele plaatsen die we nog bezoeken
meest noordelijk is La Salinas omkaderd, zuidelijker de Faro de la Entallada, en iets zuidelijker Gran Tarajal
Las Salinas del Carmen (zoutpannen) ligt bij het gelijknamige kleine vissersdorp.
het symbool voor de Salinas is het pekelkreeftje, een klein diertje dat in zout water leeft en als voedsel dient voor allerlei andere dieren. Stephan maakte er zijn thesis over, 50 jaar geleden …
Bij het dorp zelf is er een klein strandje waar we vandaag, zondag, enkele kinderen en volwassenen in het water gaan.
Voor het grootste gedeelte langs de kust is hier geen strand, maar wel basalten platen en bekkens (basalt is een vulkanisch gesteente dat min of meer met glas kan vergeleken worden)
In deze bekkens, die telkens met zeewater werden overspoeld, werd zout afgezet doordat het beetje water verdampte en de zoutkristallen werden gevormd.
Hier werden in de 18de eeuw, op bevel van de gouverneur van het eiland, zoutpannen aangelegd. In 1910 werd het gebied gerenoveerd en uitgebreid.
Zout was nodig voor de bewaring van vlees en vis, op de eilanden, maar ook op de schepen die van hier naar Amerika vertrokken.
grote zoutkristallen uit de Salinas del Carmen
Maar in de loop der tijden verminderde de vraag naar zout, vis werd minder door zout bewaard, de vraag naar zout in Amerika nam af en de prijs van het vroegere zo kostbare zout daalde. De zoutpannen hadden geen winst meer. In 1988 hielden het bedrijf Salinas de Carmen op te bestaan.
In 1995 nam de regering van Furteventura de eigendom over en liet het gebied renoveren. Sinds 2002 bestaat het huidige museum dat 365 dagen op een jaar geopend is (dit jaar 366 dagen).
Het museum bestaat enerzijds uit een gebouw waar info en enkele filmpjes gegeven worden; daarnaast is het buitengebied, het eigenlijke terrein veel en veel groter
zoutminnende planten, hier Suaeda vera
en Suaeda mollis
De toegang is momenteel 6€ per persoon, een deel van de inkomgelden wordt gebruikt om het nog resterend gedeelte van het buitengebied te restaureren.
nu wordt het zeewater via kanalen naar het eerste bekken geleid. De bodem van alle bekkens, groot en klein, is bedekt met waterondoorlaatbare modder, zodat het water en zout niet in de bodem dringt
het zeewater komt in een groter bekken terecht. Het water warmt op, en wordt naar een tweede, en nog later naar een derde groot bekken geleid.
Wanneer de watertemperatuur voldoende hoog is zodat de verdamping kan beginnen verlaat het water het laatste grote bekken. Niet enkel de temperatuur is gestegen, ook de zoutconcentratie verhoogt doordat er toch al wat water verdampt is
het zoute water wordt in deze verdampingsbekkens geleid, waar het zout zal uitkristalliseren.
Er zijn hier meer dan 900 dergelijke uitdampingsbekkens, maar nu is er maar een deeltje nog in gebruik
mensen die hier werken vegen de zoutkristallen samen …
het zout wordt dan op hoopjes gelegd naast het bekken, hier droogt het zout nog enkele dagen verder
wanneer het zout voldoende droog is wordt het zonder verdere behandeling (het wordt niet gewassen, het wordt niet gebleekt) ingepakt en opgeslagen in dit pakhuis
De vervuilde berg zout en modder naast het gebouw wordt niet verder verwerkt. Wanneer er veel regen valt, is weeral lang geleden, mengt modder zich met het zout
Vroeger werd het ingepakte zout via spoorwegwagons (er was hier een spoorlijn) vervoerd, naar het binnenland of naar schepen op zee
dit is de put waar de modder werd geschept om op de bodem van de bekkens uitgestreken te worden
hier moeten de verdampingsbekkens nog gerestaureerd worden
in dit gebied is Limonium papillatum te zien
op het einde van de rondgang komen we nog voorbij een kalkoven. Kalk was nodig bij de bouw en het onderhoud van dit gebied. Zout werd gewonnen tijdens de heetste maanden, van april tot oktober. Voor de rest van het jaar werkte men aan het onderhouden van de grote en kleine bekkens
In het winkeltje kan men pakjes van 0,5kg van dit zout kopen voor 7€
op het domein van de Salinas is er een groot skelet van een vinvis (Balaenoptera physalus) tentoon gesteld
de afstand tussen de fotograaf en het skelet, en deze tussen de fotograaf en Lou is even groot. Verhouding tussen een mens en het dier is immens
Dit jonge wijfje, 19,5m lang, werd dood aangetroffen op een noordelijk strand in 2000. De doodsoorzaak : ze stierf een langzame dood doordat grote touwen rond haar nek in de war waren geraakt waardoor ze zich niet meer kon voeden.
Deze vinvis is het op één na grootste dier op aarde, volwassen kan het tot 24m lang worden bij een gewicht van 40 tot 50 ton.
Deze vinvissen komen overal ter wereld voor, behalve in warme wateren. De dieren hebben geen tanden, ze voeden zich met plankton en kleine organismen
de kop en de borstkas
een tekening van een levende vinvis
hoewel het verboden is zien we overal mensen de eekhoorns hier eten geven. De diertjes komen letterlijk bedelen daar aar veel mensen samen komen.
Het probeem is echter dat deze eekhoorns ingevoerd zijn, hier geen natuurlijke vijanden hebben, zich voortplanten in grote aantallen en de lokale flora en fauna kapot maken
*
Faro de la Entallada (vuurtoren) ligt op een hoogte van 190m boven een steile kust, bestaande uit vulkaangesteente. Hier maakt de vorrm van het eiland een bocht, zuidelijk van dit punt is de kust noordoost gericht, noordelijk van dit punt is de kust noordelijk gericht.
Om er te komen is er een 6km lange geasfalteerde baan aangelegd, die voor het laatste, deel, erg smal en steil is. De klimmende auto’s hebben voorrang op de dalende, maar elkaar kruisen is uiterst precisiewerk voor de chauffeurs en lukt niet overal. Gelukkig komen we op de klim maar één tegenligger tegen (Stephan moet hem helpen om tot bijna tegen de rand met de afgrond te rijden), op de terugweg komen we geen verkeer tegen.
Deze vuurtoren wordt aanzien als de mooiste van het eiland, en voor zover we vuurtorens gezien hebben, klopt deze bewering.
Deze vuurtoren is in 1954 in gebruik genomen (dus even oud als ik), hij heeft 3 torens waarvan de middelste de lampen bevat.
het gebouw is omgeven door een omheining. Niemand kan er binnen. In tegenstelling tot wat we gewoon zijn te zien op Fuerteventura, is het wel zeer goed onderhouden
de vuurtoren staat bijna kaarsrecht boven de zee
we kunnen even naar een uitkijkpunt
De eerste vuurtorenwachter woonde en werkte hier 35 jaar, zijn zoon nam de job over voor de volgende 4 jaar. Nadien werd de functie vuurtorenwachter opgeheven.
Nu wordt de vuurtoren eenmaal per week gecontroleerd en wordt eventueel een lamp verwisseld. In de koepel zitten 2 lampen, één ervan geeft licht, de andere schakelt automatisch aan mocht de ene geen licht meer geven.
*
Gran Tarajal is de tweede grootste stad van het eiland, maar helemaal niet toeristisch. Het stadje ligt aan zee en heeft een strand en een kleine haven.
het gemeenteplein is groen, bomen zorgen voor schaduw
en een zeepaardjesfontein
aan de ene zijde wordt het strand beëindigd door een hoge rots, aan de andere zijde door de havenmuur
Tijdens de 17de en de 18de eeuw kwamen hier dikwijls piraten aan land om dorpen in de omgeving te plunderen. In het stadje zelf zijn vandaag alle bars, restaurants en winkels gesloten. Maar langs de zeezijde zijn de zaken open. Op zondag immers, gaan vele Spaanse families gaan eten (tegen 14u of zelfs later). Daardoor zijn de tafels in de meeste Spaanse en Italiaanse restaurants gereserveerd, behalve bij de duurdere klasse. Er is hier ook een Indische restaurant, hier gaan de Spanjaarden niet eten, dus plaats voor ons …
Een wandeling langs de promenade en door het kleine stadscentrum levert toch wat beelden op.
Enerzijds zijn er beelden,
ook hier een skelet, nu van een walvis (Zyphius cavirostris), gevonden in 2005 in het gebied van de vuurtoren die we zopas bezochten. Toen waren er verschillende van deze walvissen die op het strand gestorven zijn. Deze dieren worden 4 tot 10m lang . Hij eet inkvissen, kreeften, krabben, … die gevangen worden tot op 1000m diepte (tussen Tenerife, Gran Canaria en de eilanden Lanzarote en Fuerteventura is de zeebodem tot 4000m diep
een tekening van deze walvis
Anderzijds heel wat muren waar een schilderij op te zien is
*
Puerto del Rosario (haven van de rozenkrans) is de hoofdstad van Fuerteventura.
Puerto del Rosario is omcirkeld op de kaart
nog steeds Calima, dus de lucht blijft vervuild door Saharazand, tafels en stoelen moeten dus steeds maar opnieuw ontzand worden ….
Er is een handelshaven en een aanlegsteiger voor cruises. Vorige week was hier een cruiseschip met Duitsers aan boord. We zagen toen bussen vol cruisetoeristen in Ajuy aankomen om ‘de piratengrot (Ajuy) en een lieflijk stadje (Betencuria)’ te bezoeken.
de handelshaven met 2 kranen. Het zijn vooral containers die hier toekomen
Verder is er een vissershaventje waar ook enkele kleinere privéboten liggen.
Tor 1956 had deze nederzetting de naam Puerto Cabras (geitenhaven), pas dan is de naam in de huidige veranderd.
Tot in het begin van de 20ste eeuw leefden hier vissers en herders, zo ongeveer 500 inwoners. Nadien is het inwoneraantal gestegen. De reden waarom was een beschutte haven en het uitblijven van piratenaanvallen sinds de helft van de 18de eeuw.
Handel was er vooral van kalk, graan en de zoutplant.
Kalk was hier voldoende voorhanden, er waren hier kalkovens, waarvan er nog enkele te zien zijn. Het eiland had toen meer water, dus voldoende teelt van graan (en gofio) om de andere Canarische eilanden te voorzien.
En dan de zoutplant, Barilla. Wanneer men deze verbrandt, verkrijgt men soda. Samen met geitenvet verkreeg men dan zeep.
Pas in het midden van de 18de eeuw werd Puerto Caras de hoofdstad van het eiland. Op het einde van de 19de eeuw werd hier een stoombotenmaatschappij opgericht die zowel goederen als passagiers vervoerde tussen de eilanden. Telkens steeg het aantal inwoners.
Pas in 1930 kwam hier elektriciteit. Sinds dan werd de stad gemoderniseerd. En sinds de 21ste eeuw probeert men Puerto Rosario aantrekkelijk te maken.
Wij maken een wandeling van bijna 9 km langs de oeverpromenade, we starten ter hoogte van de handelshaven.
de promenade is overal goed aangelegd en voorzien van verlichting
wat verder is er ook een mooi zandstrand, veilig om daar in zee te gaan, en bewaakt. Toeristen zijn er hier (bijna) niet
Net zoals op vele plaatsen op Fuerteventura, heeft men ook hier overal beelden neergezet
meestal staat er nergens een titel van het beeld, noch de naam van de kunstenaar vermeld. En …. Het is geen natuurlijk gras, kunstgras is iets dat veel gebruikt wordt op het eiland
te midden van de eerste rotonde is er het bronzen beeld ‘El Vigia’ uit 2003 van Emiliano Hernandez. De wachter staat op uitkijk naar een vissersboot die terugkeert
een beetje verder, bij de helling aan zee, staat een visser die zijn bootje op het land trekt
Juan Bordes maakte beelden van zeeslakken (1999). De schelpen van deze dieren gebruikten vroegere bewoners om boodschappen op afstand door te geven
weer te midden op een rotonde, een grote fontein, Fuente de la Explanada, bron van het voorplein. Het stelt de arbeid en het leven voor van de eilandbewoners
Caballero, de ruiter, gemaakt door de Roemeense kunstenaar Nicolai Fleissig, ter gelegenheid van het Internationaal Symposium van beelden in 2003, gehouden hier in Puerto del Rosario
te zien hoog op een zuil
Medusa (kwal)
Pesador de Vieja, visser met papegaaivis, van Juan Miguel Cubas. Deze vis hoort tot de dorades, een algemeen voorkomende vis op de eilanden. Deze vis is een delicatesse, maar we hebben hem nog niet kunnen proeven
Er is een kleine pier, die scheidt het gebied voor watersport en het gebied voor zwemmers.
tussen de grote steenbrokken ligt hier ook een beeldhouwwerk, Femina (vrouw)
op het einde van de pier, een opgezet skelet van een walvissoort (Balaenoptera edeni). Dit dier is in 2006 een natuurlijke dood gestorven
in ijzer en cement, een werk van Maximo Rion Cimas uit 2001. Het stelt de endemische vogelop Fuerteventura Saxicola decotiae voor
regelmatig zijn er kleine parkjes, hier met echte bomen en cactussen
en op de achtergrond een beeld van 2 sportende of dansende meisjes
parkjes, meestal alleen met lokale droogteminnende planten
deze rotsblok heeft langs alle zijden een doorkijk
de eerste kalkovens
Deze kalkovens zijn (waren) eigendom van de familie Morales en gebouwd in 1930 en ze waren actief tot in de jaren 1970. Het product, gebrande kalk, werd vooral naar Tenerife verscheept, minder naar La Palma en Gran Canaria. De kalk die gebrand werd kwam dichtbij in de bodem voor.
De gebrande kalk werd voor verschillende doeleinden gebruikt, om muren te kalken, om cement te produceren, om bouwsels waterdicht te maken, om licht te maken in carbide lampen (voor de tijd dat er elektriciteit was, of in mijnen, ..), als desinfectans (ontsmetting). In het begin van de 20ste eeuw begon er minder vraag te komen naar de kalk, de kalovens werden een na de andere buiten bedrijf gesteld
Op Fuerteventura komen er 2 types kalkovens voor.
De eerste zijn ovens, minder dan 4m hoog, voor familiaal gebruik en gestookt met hout. Ze werken maar af en toe.
De tweede groep is de industriële oven, werkt continu, is hoog e wordt gestookt met steenkool
er zijn treden waardoor we naar boven kunnen klimmen. Hier hebben we een uitzicht op de nabije omgeving
een bloeiende cactus
in feite helemaal geen cactus, maar een Wolfsmelkachtige , Euphorbia handiensis
(wat wij als cactus benoemen, is meestal een Euphorbia)
af en toe is er ook een muurschildering, hier de kop van een vinvis
en een walvis
een rustige zitplaats tussen het verkeer …
Homenaje a la luna, eerbetoon aan de maan. Werk van Rinaldo Paluzzi
voor het congrespaleis opgesteld, een rits..
een schelp verticaal in 3 gesneden, het eerste en het laatste deel ligt op de grond, het middelste staat recht. Dit kunstwerk is hier in 2003 geplaatst ter gelegenheid van het verlengen van de promenade
ondertussen zijn we aangekomen bij de tweede, grotere kalkoven
meestal zijn de Aloe vera planten al verdroogd, deze staat nog mooi
ook hier is het mogelijk om boven te gaan kijken. De opening bovenaan en de oven zijn altijd door een rooster afgesloten…
Deze kalkoven dateert van 1950. Toen werd d huidige samenstelling van cement al gebruikt waarbij de kalk net meer nodig was
we zijn bijna 4 km verwijderd van ons beginpunt. Er kan nog verder gewandeld worden, er is echter niets meer te zien. Mensen die we hier tegenkomen lopen, stretchen, snelwandelen, … dit gebied wordt eerder voor sporters gebruikt. Het gaat tot Playa Blanca, een volgend vakantieplaatsje
Op de terugweg zien we nog beelden, we gaan deels wat verder van de kust, maar nog steeds een autovrije zone
twee Geelpootmeeuwen en een gewone reiger staan broederlijk naast elkaar …
en de golven blijven rollen …
en de roeier… hij roeide voort
Blijkbaar vindt hier dikwijls een internationaal symposium voor beeldhouwwerken plaats. Een aantal beelden blijven dan in de stad
de Canarische Tamarisk (Tamarix canariensis) is een boom/struik die we meermaals zien, steeds waar er wat water voorhanden is
enkel van ver te zien, een muurschildering in de haven
Daarna stappen we nog even naar het centrum dat hogerop ligt. De winkelstraat stelt niet veel voor, er zijn enkele bars en restaurants, en een beperkt aantal winkels. In Puerto del Rosario is er wel een groot winkelcentrum.
een mooier gebouw in de winkelstraat
Ook hier zijn er beelden , we wandelen maar in enkele straten
verstopt achter een verkeersbord … El Perinquèn van Leones Amancio Gonzales uit 2002, uitgevoerd in hout
de parochiekerk, Iglesia de Nuestra Señora del Rosario (kerk van de Maagd van de Rozenkrans), de bouw is in 1824 begonnen, de toren echter is pas in 1930 toegevoegd
tegenover de kerk , het gemeentehuis
dichtbij de kerk een groot muurportret van de schrijver en filosoof Miguel de Unamuno. Hij werd in Bilbao geboren, was politiek links actief en werd in 1924 uit Spanje verbannen door de rechtse regering, naar Fuerteventura. Hier woonde de man 3 maanden, in het huis dichtbij
Unamuno voor zijn huis ..
een beeld ‘eerbetoon aan Suso Machin’ schilder en schrijver
in een Venezolaans restaurantje houden we even halt na de lange wandeling
zo een beeld zou in België niet lang bestaan, de kussens zijn immers echt…
het gebouw van de regering van Fuerteventura
een geit in de winkelstraat
Unamuno is hier overal aanwezig
het laatste gebouw voor en van de jeugd, met een leuke muurschildering
*
In Tefia bevindt zich het Ecomuseum La Alcogida. Alcogida is een oppervlakte waar regenwater wordt opgevangen dat dan geleid wordt naar een verzamelvat
Het museum, een soort Bokrijk, beslaat een grote oppervlakte links en rechts van de doorgaande weg. Er staan echter maar 7 gebouwen, woningen met stallingen genoemd naar de laatste bewoners.
Al de gebouwen waren sterk vervallen toen ze werden aangekocht door de regering, dat zien we in een pdf folder (www.cabildofuer.es/documentos/Patrimonio_cultural/recursos_documentales/folleto_ecomuseo_alcogida_1999.pdf)
Het geheel werd in 1995 door de regering van Fuerteventura opgericht.
op de kaart is Tefia aangeduid.
Men kan in het gebied rondwandelen, zelfs al is het museum niet open. Vandaag zou het museum om 10u moeten openen, maar zoals we nog wel meer hebben meegemaakt, blijft het huisje waar men moet betalen, evenals al de andere huisjes gesloten.
Dus we wandelen rond, de gebouwen zijn mooi opgeknapt. De muren van de gebouwen zijn in steen, leem en kalk opgericht. Binnen zouden er meubels en werktuigen te zien zijn en er zou zelfs iemand handwerkkunst zitten uitoefenen, maar neen dus…
Bezoekers zouden kunnen ervaren hoe het leven vroeger was …
aangebouwd een oven
Gebouwen werden opgetrokken in stenen die hier overal te vinden zijn. Die stenen werden gestapeld tot een muur. Meestal kwam er geen cementachtige stof aan te pas en bij eenvoudige gebouwen werd er evenmin kalk gebruikt. Waar stevigheid belangrijk was werd er in de muren ook wat klei gebruikt
Klei diende dan weer om de bovenzijde waterdicht te maken, zoals bij de oven. Daarvoor moest men de juiste klei vinden en eventueel mengen met zand of iets anders
betere huizen werden gekalkt, dit was het huis van señora Hermina, een gebouw met 3 kamers, naast elkaar gelegen
het woongedeelte is gekalkt, de stallen zijn een opstapeling van stenen
een hooimijt, waar ook vogels, vooral duiven, van gebruik maken
op het braakliggend terrein zijn er enkele stenen drinkbakken voor de geiten
bij een van de huisjes is er een ommuurde ruimte voor een ezel. Ezels werden hier wel meer gebruikt voor het zwaardere werk
het dier ziet er goed onderhouden uit, het komt nieuwsgierig kijken
rechts onder het raampje is een opening waar duiven aan en af vliegen. Werden duiven gegeten?
ook in de hooimijt, bovenaan bedekt met klei, wordt ingevlogen door duiven
bij de boerderij hoort niet alleen een ezel, ook geitjes …
… kippen …
… en zelfs een dromedaris
*
Hierna rijden we richting zuidwesten naar een totaal ander openluchtmuseum, een soort dorp van de oerinwoners, La Atalayita, en daar is het museum wel open
op de kaart is een kadertje getekend waar La Atalayita zich bevindt
Het gebied hier is Malpais, slecht land dat na de laatste vulkaanuitbarstingen, ongeveer 100.000 jaar geleden, nog steeds zwarte lava bevat en waar bijna niets groeit. Daarbij heeft de vulkaan richting zee een brede stroom gloeiende lava veroorzaakt. De lava is in zee gestroomd en de barranco (dal) is hier niet ontstaan door water en een rivier, maar door die lavastroom.
Bij de zee is er het vissersdorpje Pozo Negro. Daar zijn ongeveer 1500 jaar geleden berbers uit Noord-Afrika aan land gekomen om wat verder een soort dorp te stichten. In Pozo Negro was er een grote hoeveelheid zoet water. De berbers hadden ook geiten mee. De vrouwen trokken regelmatig naar zee om schelpen te vissen, ze kookten die. Ook vis werd gevangen en gegeten, vogels hoorden tot het menu… de mannen trokken met de geiten meer landinwaarts waar er struiken en planten voorhanden waren voor de voeding van de dieren.
De geiten leverden melk, waar kaas en boter van werd bereid, er werd geitenvlees gegeten en de huid werd gelooid voor schoeisel, kleding en beschutting.
De oermensen, nu Majo’s genoemd bouwden van de scherpe vulkaanstenen huisjes, meestal half ondergronds. Deze beschutting diende om voorraden en potten in te bewaren, en andere als slaapplek. Het leven van deze Majo’s speelde zich af in open lucht
In deze Malpais hebben archeologen onderzoek gedaan. Aan de hand van weggegooid voedsel en afval komen zij te weten hoe de mensen leefden en vooral wat er op hun menu stond
afval is interessant voor archeologen
in dit gebied is er één plant die er kan leven en zelfs uitgroeien tot een struik van 3m hoog, Calotropis procera
deze plant die tot de Maagdenpalmfamilie hoort, is hier ooit als sierplant ingevoerd, maar ondertussen verwilderd. Ze komt voor in de barranco’s
er is eerst een half ondergronds museum, heel interessant
We lezen dat de archeologen in totaal 115 structuren geteld hebben. Sommigen ervan zijn groter en tellen meer kamers, behorend tot families, andere zijn kleiner en bestaan uit één ruimte, voorraadkamers.
In de jaren 1970 zijn hier 3 teams archeologen gekomen, nadien is er geen onderzoek meer gebeurd. Er zijn dus nog veel onbeantwoorde vragen
doorsnede van een meerkamerstructuur (waarbij elke kamer piepkein was (enkel om er te slapen
voorbeeld in het museum van een huisje (eenkamer)
manier om de bewoning te bouwen, enkel gebruik makend van stenen. Men weet niet of er modder of een ander kitmiddel gebruikt is, daarvan heeft men niets gevonden
De huisjes hadden geen openingen tenzij een deuropening. Boven deze deuropening werd een langere, smallere steen gelegd. De deuropening was steeds naar het zuiden gericht om beschut te zijn tegen de heersende wind (en die is er nog altijd)
Naast de beschutting voor ’s nachts en de voorraadkamers, war er ook een open plek waar de natuurgodsdienst beleefd werd. Hier werd o.a. melk geofferd om bvb regen en voorspoed af te smeken
Het waren de vrouwen die de gemeenschap, het huishouden, de kinderen, het voedsel, het maken van potten, … in stand hielden. De mannen waren dikwijls voor lange tijd weg met de kudde geiten
een voorbeeld van een kleipot die nog min of meer intact is. Er zijn vooral veel potscherven gevonden
een voorbeeld van een pot waar water of voedsel in bewaard werd, en gedeeltelijk ondergronds zat
Na het museum is het tijd om de resten van huisjes in het gebied te bekijken
de ontvangstruimte, niet uit de tijd van de oerbewoners
de deuropeningen zijn zeer klein, maar de bewoners waren 170 tot 180 cm groot…
binnenin
niet elke structuur is nog min of meer intact, dikwijls is het gedeeltelijk ingestort
je moet slank en lenig zijn om hier in te kruipen …
de grote offerplaats
*
Daarna rijden we door naar Pozo Negro (zwarte put)
in de reisgids is er geschreven dat dit hier een rustig strand is waar je ook met kleine kinderen kan zwemmen … dit bord geeft wel andere info..
scherpe lava tot in de zee …
*
Op de terugweg komen we voorbij een geitenboerderij waar ook kaas gemaakt wordt. We gaan even langs
hier worden de geiten gemolken (foto door een glazen wand genomen)
bij veel geiten hangt de uier bijna tot op de grond
een groepje geiten is nu drachtig. De paring wordt geregeld zodat er steeds geiten zijn die melk produceren voor de kaas
dit is intensieve teelt. De geiten zitten in open ruimte, ze krijgen korrels. Na het melken, ’s morgens, mogen de geiten in een groter gebied rondwandelen, waardoor ze minder stress hebben en ook spieren kweken
De geiten zijn 5 maanden drachtig. Eén bok bevrucht 20 tot 25 geiten. De beste bokken worden steeds uitgezocht
de geiten worden op een moderne manier gehouden met dagelijkse controle door een dierenarts, labo-onderzoek van de melk, …
de jonggeborenen blijven 4 tot 6 dagen bij de moeder, waardoor ze voldoende basisstoffen en resistentie hebben gekregen. Nadien worden de geiten gemolken voor de kaas. Dit lammetje is net weggehaald bij de moeder
de bokken zitten in een afzonderlijke ruimte, weg van de geiten. Hier heerst de wet van de sterkste
*
Het museum van de Molens en de Gofio, is een kwartiertje rijden.
In Tiscamanita staat er een klein kerkje maar met 2 klokkentorens
het kleine kerkje, om 9u15 nog gesloten
de rechter klokketoren waar duiven een nest hebben
en de linker, waar pinnen verhinderen dat duiven in de klok gaan huizen
een heel muziekgezelschap staat ons op te wachten, de muziek zelf moeten we erbij denken
het borstbeeld van de illustere Manuel Velasquez Cabrera (1863-1916), de man die voor de onafhankelijkheid van de Canarische eilanden streefde
Het museum van de Molen is ons laatste bezoek op Fuerteventura. Inkom 4€ pp
en vlakbij een Molino
Traditioneel was de economie van het eiland gebaseerd op de teelt van graangewassen. Tegen het einde van de 20ste eeuw echter werd het toerisme alsmaar belangrijker.
Cultureel is het belangrijk dat getuigen van het verleden in ere gehouden worden. De windmolen is één van de belangrijke aspecten van het verleden. Daarom is dit museum opgericht.
Bij het vermalen van graangewassen/maïs, steeds vooraf geroosterd, waren er achtereenvolgens 5 methodes
De eerste bestond erin om het graan in een mortier te verkleinen. Stenen waren er genoeg om een mortier en een stamper te maken.
de hoeveelheid graan die men per keer kon verkleinen was eerder beperkt
Een volgende stap was de met de hand bediende molen. Hierbij had men een grotere onderste steen en een kleiner ronde bovenste steen. De onderste steen had een uitsparing waar de bovenste steen in paste. In het centrum had men een soort as waardoor de bovenste steen kon draaien. De bovenste steen had ook een uitsparing om een houten stok in te plaatsen.
Tussen beide stenen werd het graan gebracht. Met de stok in de bovenste steen draaide men deze bovenste steen.
links onder is een voorbeeld van deze molen met de hand
een verbeterde vorm van malen met de hand, hier gebruikte men een mechanisch hulpmiddel, de mens moest nog draaien (zoals de koffiemolen uit (over)grootmoeders tijd)
Het daaropvolgende systeem bestond uit grote molenstenen waartussen het graan werd gemalen. Een ezel of een dromedaris moest het wiel aandrijven (gelijkend op het systeem om water uit een put naar boven te brengen
De vierde is de Molino, de windmolen. Wind is er zeer veel op Fuerteventura …
op deze figuur is de mechaniek van de molino goed te zien. Met de grote uitwendige stok kon men het systeem draaien zodat de wind optimaal kon opgevangen worden
het verkleinde model
En de meest geëvolueerde is de Molina die ook door wind wordt aangedreven
De molenstenen voor de molino en de molina kwamen allemaal van eenzelfde steenhouwer, die in Lajares zijn mijn had
Er is dan nog een zaal waar het over de gofio gaat, geroosterde granen of mais, al dan niet vermengd of bestaande uit één graansoort, geroosterd en gemalen. Het bekomen poeder wordt gofio genoemd. Het werd door de vroegere bewoners (en velen ook nu nog) bij ongeveer elke maaltijd gebruikt. Bij het ontbijt als vervanging van muesli, corn flakes of granola, in de soep een lepel, als koekjes, in flessenvoeding, …. En het vult de maag, dus de mensen hebben dan minder behoefte om snel weer iets te eten. Het kan met suiker, of met zout, in desserts of in sauzen.
Verschil met bloem of maizena is dat dit geroosterde granen/mais is en daardoor beter verteerbaar
traditioneel roosteren
*
Hiermee eindigt ons verblijf op Fuerteventura, het eiland dat zijn naam alle eer aandoet (sterke wind), dat armer is dan Gran Canaria en Lanzarote, maar waar dagelijks vliegtuigen vol met passagiers landen. Of het eiland zelf veel verdient aan al die pakketreizen is te betwijfelen …. Mensen zijn hier niet rijk.
Wij hebben het eiland leren kennen in veel facetten. Het was mooi
Lou en Stephan