Reisverhaal «Catlins, Dunedin en Mt Cook»
Nieuw Zeeland, onze echte tegenvoeters
|
Nieuw Zeeland
|
3 Reacties
12 Maart 2017
-
Laatste Aanpassing 18 Maart 2017
8.4. De Catlins kust
De ruwe kuststreek tussen Dunedin (zuidelijke oostkust) en Invercargill, is één van de minst bezochte streken in NZ. Hier zijn heel wat woeste kustlandschappen te zien.
Deze rotskusten trekken mariene zoogdieren en vogels aan.
In dit gebied zien we duizenden en duizenden schapen, en heel veel vee.
nergens in NZ zie je zoveel mensen samen, schapen zien we regelmatig in grote aantallen. Waarschijnlijk staan deze dieren samengedreven omdat ze moeten geschoren worden. In België lieten wij onze schapen (ooit) in mei scheren, hier is dit net voor de winter-misschien meer wolproductie?
De wegen zijn hier secundair, nog geasfalteerd, en landwegen, meestal niet meer geasfalteerd
kaart waar de Catlins kust is aangeduid
We rijden van west naar oost, de eerste afslag is naar Waipapa Point.
Hier is in 1881 op de riffen vlakbij de kust de Tarurua met 151 mensen aan boord, gestrand. Het schip was op weg van Sydney naar Dunedin. De volgende dag is het schip gezonken en alle opvarenden zijn verdronken.
Kort daarna is er een vuurtoren gebouwd.
winteruitrusting is hier noodzakelijk
Op de rotskust bij de vuurtoren en op het goudgele strand vlakbij komen Nieuw Zeelandse Zeeleeuwen (Phocarctos hookeri) aan land. Zeeleeuwen gaan ’s nachts op zee voor voedsel, overdag komen ze dikwijls bij de kust of zelfs op de kust.
via borden wordt er gewaarschuwd om afstand te houden tot de wilde dieren en nooit hun pas af te snijden richting zee
We hebben geluk, er zijn net twee mannetjes en twee wijfjes op het strand. Vijf minuten later zijn ze terug in zee.
Deze zeeleeuw komt meestal in het antarctische gebied, bij de Auckland eilanden, 460 km ten zuiden van het zuidereiland. Toch paren en broeden sommige bij Stewart eiland, bij het Otago schiereiland en aan de Catlins kust.
een mannetje en een wijfje
adieu mannetje
zeeleeuwen zijn handig in het stappen (op hun vinnen-de vinnen echter hebben dezelfde structuur dan armen en benen of poten van dieren), zij kunnen zich snel bewegen
daar is het volgende mannetje al, hier zijn de “manen” -cfr deze van een mannetjesleeuw- goed te zien
De tweede plaats waar we halt houden, en met ons alle andere bezoekers van de Catlins kust, is Slope Point. Slope Point is het meest zuidelijke punt van het zuidereiland, nog 7km zuidelijker dan Bluff, waar weg 1 eindigt.
Vanaf de parking is er een 20 minuten wandeling over schapenweiden.
het waait hier constant vrij hard. Alle struiken en bomen staan scheef met hun takken en bladeren weg van de zijde van waar de wind komt
de kust ligt bovenop de kliffen
de zuidkaap van het zuidereland
hier is een markering van een geodetisch punt
in de 2 landtalen staat er vermeld dat je hier niets aan mag wijzigen “het is een misdaad” …
Curio Bay en Porpoise Bay wordt ook bezocht door groepen, welke de kustweg niet volgen. Hier zijn verschillende B&B’s en een camping. De camping ligt op een uitsteeksel hoog boven de zee. Omdat het hier ook erg kan waaien, zijn de kampeerplaatsen omringd door hagen van Flax (Phormium tenax) (Nieuw Zeelands vlas -heeft echter helemaal niets met vlas te maken)planten.
de bladeren van de Flax kunnen ook als waslijn gebruikt worden, we hoeven dan geen waslijn te spannen
Aan beide zijden van deze promontoire is er een mooie baai. De Curio baai is bekend voor de resten van een versteend woud, ouderdom 170 miljoen jaar! Bomen uit het Jura tijdperk, toen Nieuw Zeeland helemaal nog niet bestond. Waarschijnlijk was hier laaggelegen land bedekt met wouden. Door een vulkaanuitbarsting(en) werden rivieren beladen met as, gevallen bomen zijn overspoeld door deze rivieren en as. Hierdoor zijn de bomen niet verrot, maar door de silikaten (denk aan zand) in het as, zijn ze op zeer korte tijd versteend geraakt (kwestie van hoogstens enkele weken)
zo zou het kunnen geweest zijn 170 miljoen jaar geleden
één van de versteende bomen
de kust bij Curio Bay
’s Avonds komt bij Curiobaai de Hoiho (Megadyptes antipodes), de Geeloogpinguïn aan land. Overdag zijn de vogels op zee om zich te voeden en om voedsel op te slaan voor hun jongen. ’s Avonds komen ze aan land en lopen naar hun nest, een veilige beschutting tegen de predatoren welke hier nu voorkomen.
Possums en predatoren komen hier zeker ook voor. We zien op de camping een possum, welke in een vang- en gifsysteem gedood is, op een vrachtwagentje liggen
Momenteel zijn er echter maar 2 van deze pinguïns meer, en ze komen laat aan land. Wij, samen met nog vele mensen, zaten op de rotsen re wachten, mooi achter een touw, bewaakt door een vrijwilliger. Toen het op een paar minuten na, pikdonker werd, zijn we met velen vertrokken, de pinguïns zullen later aan wal komen. Ze zijn dan helemaal niet meer te zien, een veiligere situatie voor de dieren
foto van internet van de Geeloogpinguïn
Porpoise baai is dan weer de plaats waar de Hector dolfijn (Cephalarhynchus hectori) voorkomt.
De baai is een beschermd gebied, de golfslag is er veel minder dan in volle oceaan, dankzij een rotsbank die de baai wat afsluit
de rotsbank welke het geweld van de golven wat dempt
aan de buitenzijde van de rotsen spuit het water hoog op
Er zouden hier 24 van deze dolfijnen voorkomen, soms dicht bij de kust in de golfslag. We zien op afstand af en toe de rugvin boven water komen. Deze dolfijn is de kleinste van alle dolfijnen, er zouden nog zo een 7000 van deze dieren vooromen. Deze zeldzame dolfijnensoort komt enkel voor in de Nieuw Zeelandse wateren, steeds vrij dicht bij de kust. De meeste komen rond het zuidereiland voor. De dieren verwijderen zich nooit verder dan 8km van de kust. Hierdoor komen de Hector dolfijnen en de oostkust nooit in contact met deze van de westkust. Beide vormen een subspecies (een ondersoort). Kalfjes worden geboren van november tot midden februari, in de zomen. Ze blijven voor 2 jaar bij hun moeder.
De populatie in Porpoise baai wordt in feite gestoord door menselijke aanwezigheid (zwemmers, surfers, bootjes) waardoor hun lage voortplantingsratio nog daalt.
foto van internet van de Hector dolfijn
Na Curio Bay verandert het landschap. Het gebeid wordt meer heuvelachtig, er zijn meer bossen en minder weilanden, en er verschijnen af en toe zelfs zandstranden.
Omdat het vandaag regent, maken we geen wandelingen. We houden nog wel halt bij Nugget Point.Hier is een hoge rots, volgens de reisgids 133m. Het land maakt hier een bocht van de meer oostelijke, naar een meer noordoostelijke richting. Daarom staat er op Nugget Point een vuurtoren.
in de regen
op weg naar de vuurtoren
de druppels worden mee gefotografeerd
Voor Nugget Point liggen in de zee de nuggets, rotsen welke verticaal gelaagd zijn. Het gesteente is ooit van een horizontale gelaagdheid over 90° geduwd door hevige botsingen.
de verticale gelaagdheid
Op de nuggetrotsen en op de rotsen aan de voet van de vuurtoren zitten verschillende zeezoogdieren, in grote aantallen. Ze zijn veilig voor de mens en de hevige branding.
Nugget Point is de meest oostelijke plaats van de Catlins Kust.
We rijden verder door naar Dunedin, een stad met 120.000 inwoners, ook weer veel moois te zien.
kaart waarop Dunedin is aangeduid
Dunedin is na Christchurch de grootste stad van het zuidereiland. De stad werd in 1848 gesticht door de Vrije Kerk van Schotland. Deze kerk houdt vast aan tradities en staat nogal afwijzend voor nieuwere en technologische en wetenschappelijke vooruitgang. Deze kerk is sterk verzuild in de samenleving.
De naam komt van de Schotse benaming voor Edinburgh, de hoofdstad van Schotland.
In 1868 had Dunedin het hoogste inwoneraantal van alle steden in NZ. Dat duurde zo tot 1900. Daarna daalde de aantrekkingskracht van de stad, en steeg deze van andere steden.
het wapenschild van Dunidin, een Schot en een Maori
Het centrum van Dunedin bestaat uit een achthoekig plein, de Octagon. Hier bevinden zich verschillende gebouwen (omdat ik mijn fototoestel vergeten was, zijn alle foto’s van Stephan)
Het stadhuis, een groot gebouw waar de gemeenteraad samen komt. Er bevindt zich ook een auditorium voor 2300 mensen en er is een conferentiecentrum. Dunedin kreeg als eerste in NZ het statuut van een stad. Het aantal kolonisten groeide erg snel en de gemeenteraad besliste dat ze een groot gebouw nodig hadden. Na een aantal eenvoudige en kleinere constructies werd de bouw van een deel van het stadhuis gestart in 1868, het uiteindelijke gebouw was pas in 1930 voltooid.
De St Pauls kathedraal, een Anglikaanse kerk. Het eerste gebouw werd in 1862-1863 gebouwd als parochiekerk, bood plaats aan 600 mensen. Het gebouw was van slechte kwaliteit. In 1915 werd de eerste steen voor de huidige kathedraal gelegd, maar door geldgebrek vorderden de werken niet. In 1950 besliste men om de originele plannen niet verder uit te voeren. In 1969 werd het gebouw afgebroken en in 1971 was het huidige gebouw klaar en werd het geopend.
De Dunedin stadsbibliotheek is één van de vijf openbare bibliotheken, welke naast 2 boekenbussen een boekennetwerk vormen. Het netwerk bevat 700.000 boeken, jaarlijks worden er 30.000 aan toegevoegd. De bouw van de huidige bibliotheek op het Octagon startte in 1978 en opende in 1981.
Het Regent theater. Het theater opende voor het eerst in 1876, maar heeft sindsdien meerdere veranderingen ondergaan.
Centraal op het plein is er het standbeeld van Robert Burns, een Schotse dichter. De man heeft nooit in NZ gewoond.
Net buiten de Octagon is er nog het Fortune theater, het gebouw is een voormalige methodisten kerk.
de First Church, de eerste kerk in Dunedin, een Presbyteriaanse kerk. Voordien waren hier al kleinere kerken gebouwd, maar de bevolking van Dunedin nam op korte tijd zo spectaculair toe, dat een groter gebouw nodig was. 6 maanden nadat de eerste pioniers waren toegekomen, in 1848, was de eerste kerk gebouwd. De mensen moesten recht staan, stoelen waren er niet. Er was plaats voor 200 mensen. In 1850, 2 jaar later werd er bijgebouwd en kreeg de kerk een capaciteit van 400 mensen. Het gebouw was ook een school, een bibliotheek en de eerste gemeenteraden vonden er plaats. Dit gebouw was slechts tijdelijk. In 1856 werd er weer een grotere kerk in gebruik genomen, de oude diende nog voor wolopslag, maar brandde af in 1865.
In 1864 werd er nog maar eens een nieuwe kerk in gebruik genomen, plaats voor 600 mensen. Het was een houten kerk op een stenen sokkel.
De huidige kerk dateert uit 1873. De toren is 56,4m, daarmee is de kerk het op 3 na, hoogste gebouw op het zuidereiland. De ander 3 zijn in Christchurch te zien.
Niet ver ervandaan is het opvallende station van Dunedin te zien. De constructie ervan ving aan in 1903, het gebouw werd in gebruik genomen in 1906. Het eerste station op een andere plek in Dunedin bestond enkel uit wat werkplaatsen. Het tweede station werd al in 1875 gebouwd, maar de bouw stopte bij de fundamenten. Een tijdelijk station werd daar gebouwd in 1884.
Dunedin beleefde toen al een welvarende tijd en had een station nodig. De stad was immers het centrum voor commerciële en industriële activiteiten, dichtbij goud- en steenkoolmijnen, met een achterland dat leefde van vee, schapen, en houtkap. In de beginjaren kwamen in Dunedin 100 treinen per dag door het station. De gouden tijden gingen voorbij, de economische activiteiten daalden en nu zijn er enkel nog af en toe goederentreinen en 2 toeristische lijnen.
Het station is in Vlaamse neorenaissancestijl gebouw, er zijn elementen uit andere bouwstijlen. Op het einde van de jaren 1990 werd het gebouw grondig gerenoveerd. Nu is er een restaurant, het kunstgenootschap heeft er een zaal en boven is er een Nieuw Zeelands sportmuseum.
de donkere steen is van vulkanische oorsprong, de lichte is kalksteen van meer dan 100 km noordelijker
een bijzondere link naar Vlaanderen en de Grote Oorlog. Hier in het station vertrokken de soldaten voor de oorlog. Zij vormden, samen met de Australiërs,de ANZAC eenheid in het Britse leger (Australian New Zealand Army Corps). Op 1 dag zijn er meer dan 800 ANZAC soldaten afgeslacht!
Het schitterende Toitu Otago Settlers Museum is hier een paar honderd meter vandaan.
Het museum geeft een beeld van de geschiedenis van de kolonisten.
de eerste kolonisten waren de Maori. Hier is een verkleind model van de roeiboten waarmee ze de rivieren opvoeren. De roeiboten waren gemaakt uit pakketten flax bladeren
in de jaren 1820-1830 woonden Maori samen met Europeanen in het Otago gebied. Er werd handel gedreven tussen deze volkeren. De Maori konden wapens kopen, wat hen een groot voordeel opleverde in de strijd tussen Maori groepen. Wie wapens had, was de sterkste (wapenwedloop, nog steeds een hot item …)
Maori maakte al lang parels van allerlei materialen. Blanken kochten de parels in ruil voor …
Het merendeel van het museum gaat over de Europese kolonisten
walvisvaarders gebruikten relatief kleine, wendbare bootjes voor de jacht op een walvis
een kookpot waarin het vet van de walvis gekookt werd tot walvisolie. Dit product was de voornaamste reden waarom er op walvissen gejaagd werd. Voordat het vet kon woorden gekookt moest het in kleine lappen gesneden en nadien nog verkleind worden. Nadat de olie afgekoeld was, werd ze in vaten opgeslagen. Een volwassen walvis bracht gemakkelijk 12.000 liter walvisolie voort, goed voor een waarde van 600£ 5 (in 1830) op de markt in Londen
de oudste zaal van het museum (dit gedeelte werd in 1908 geopend) bestaat uit afbeeldingen van de eerste groepen kolonisten. Helemaal bovenaan zijn dat olieverfschilderijen van welstellende kolonisten. Omdat fototoestellen gemaakt werden, kon van de andere mensen foto’s genomen worden. Er staat telkens vermeld met welk schip en en in welk jaar de kolonisten in NZ aangekomen zijn
Op de computer kunnen Nieuw Zeelanders zoeken en eventuele links naar hun eigen voorouders terug vinden
vanaf 1864 werd de vraag naar water zo groot dat de gemeente in een waterleiding begon te voorzien. De Dunedin Water Works Company werd opgericht. In 1867 was de waterleiding een feit. Voordien zochten mensen water in bronnen en de rivieren
een wereldkaart uit de jaren 1850 waarop de emigratieroutes zijn aangeduid. De emigratie van Engeland naar NZ vergt de langste reisroute ter wereld, bijna 19.000 km. Het duurde 3 tot 4 maanden. Na de opening van het Panama- en het Suezkanaal werden sommige routes duidelijk korter
kolonisten konden zich niet zomaar ergens vestigen. Ze moesten grond kopen, grond die volledig opgemeten was, en beschreven op papier. Hier de “meter”. Aan wie ze moesten betalen is hier niet bepaald
met de kolonisten werd een totaal nieuwe wereld opgestart. Allerlei beroepen begonnen zich al vrij vlug te vestigen, waaronder kleermakers. Jassen uit zeehondenvacht werden ook in NZ door de hogere klasse gedragen.
Verder zijn er heel wat modernistische design- en gebruiksvoorwerpen te zien, zaken welke gelijk(aardig) zijn aan deze in Europa
In het centrum zijn er nog verschillende opvallende gebouwen
enkele modewinkels vallen ons op -en we kijken niet speciaal naar de uitstalramen
zelfs een Vlaming onder de mode-ontwerpers
de voormalige gevangenis
Een eindje verder, na een wandeling door de winkelstraat, komen we bij het Otago Museum.
Otago is de naam van de landstreek waarvan Dunedin de hoofdstad is. Sommige tijdelijke tentoonstelling zijn betalend. Deze tentoonstellingen zijn interessant voor Nieuw Zeelanders, zoals deze over het tropische regenwoud.
Een kleinere tentoonstelling langs de traphall gaat over Sir Edmund Hillary, de Nieuw Zeelanden die als eerste met sherpa Tenzing, op de top van de Mt Everest stond.
in 1953 was er weer een Britse poging om de Mt Everest 8853m hoog, te bedwingen. Ook Fransen en Zwitsers hadden al pogingen ondernomen. In 1953 was Hillary ook bij het team. Op dat moment was zijn beroep bijenhouder. Hij was bekend voor zijn uitermate goede kennis en kunde in rots- en ijstechnieken.
In het team waren 2 Nieuw Zeelanders, maar de teamleider besliste dat er maar één van hen de aanval op top mocht meemaken. Beide mannen overlegden onderling en Edmund Hillary ging mee naar de top. Hij verkoos sherpa Norgay Tenzing, die al meerdere Everest expedities had begeleid.
Het Britse team slaagde niet in zijn poging, de teamleider besliste dat Hillary en Tenzing een tweede poging mochten ondernemen. Op 29 mei 1953 om 11u30 bereikten beiden als eerste mensen ter wereld de top.
het pikhouweel van Hillary, een gift van zijn echtgenote aan het Otago Museum
Edmund Hillary werd wereldberoemd, kreeg de hoogste onderscheiding van de Queen en ijverde voor een beter leven voor de Nepalese sherpa gemeenschap. Hij verzamelde gelden, bouwde scholen en hospitalen
40 voet (12m) onder de top verzamelde Edmund Hillary wat steentjes en bracht ze mee naar beneden. Later bleek dat sommige van die steentjes fossiele afdrukken bevatten. Ooit (400 miljoen jaar geleden) was hier (de Tetys) zee, afgestorven organismen zonken naar de bodem, door aardverschuivingen kwam dit sediment onder druk, alles versteende, door botsingen van de Indische en Aziatische tectonische platen werd de Himalaya gevormd. Deze vorming is nog altijd aan de gang, de Mt Everest groeit met 5mm per jaar
Op 4 januari 1958 bereikte Edmund Hillary, samen met een team te voet de zuidpool. Het waren de eerste mensen, na Amundsen en Scott in 1912, welke overland en te voet de werkelijke zuidpool hebben bereikt en over gestoken.
Er is een afdeling over de Maori, waar we nog steeds nieuwe ontdekkingen doen
Maori kwamen terecht in het veel kouder klimaat van Nieuw Zeeland. Ze moesten hun lichamen beschermen met wat ze vonden, eerst was dat Flax bladeren
later gebruikten ze veren, vooral deze van de kiwi
Veren van vogels, die de Maori zagen als kinderen van hun god, werden als status symbool gebruikt. Ondanks de verering van vogels werden de vogels toch gedood, niet alleen voor hun veren, ook voor hun vlees en soms voor bepaalde beenderen (bvb de bek van sommige vogels).
zo stierf de grote vogel, de Moa, waarvan zeker 7 ondersoorten bekend zijn, 400 jaar geleden volledig uit
Maori welke in het binnenland leefden visten op paling en lamprei. Hiervoor makten ze een soort fuiken, ook al weer uit Flax bladeren
een beeld van een hoog geplaatste dame bij de Maori op het noordereiland
dat de vrouw een leider was wordt afgeleid uit het soort tatoeëringen op het gelaat
De Maori welke op het zuidereiland bij de monding van de Shag rivier (Otago) leefden, hadden vele voordelen. Ze konden zowel zee-organismen, als zoetwatervissen vangen, zeehonden en moa werden gejaagd, via de rivier konden ze naar het binnenland trekken waar ze bvb. groenstenen vonden om hun wapens en gebruiksvoorwerpen te maken
Een andere zaal handelt over de Pacifische culturen, waaronder deze van de Polynesiërs, waartoe ook de Maori behoorden
de omzwervingen van de Polynesiërs over de Stille Oceaan, de grootste en meest uitgestrekte wereldzee. Ze zijn in het oosten tot Paaseiland gevaren, in het noorden tot Hawaï
een model van een dubbele kano mét zeilen
de verdeling van de Pacifische eilandengroepen, Melanesië, Micronesië en Polynesië
op vele eilanden, zoals Samoa en Tonga, is er een duidelijke structuur en organisatie. Niet iedereen hoeft in zijn eigen voedsel te voorzien
op het eilandje Austral maakten mensen vroeger een kunstwerk van alle gebruiksvoorwerpen. Nu maken zij geen houtsnijwerk meer
tatoeëring op de verschillende eilanden
vrouwelijke beeldjes op Paaseiland
en de mannelijke beeldjes
In Nature leren we weer wat nieuws over dieren uit het verleden en heden in het Otago gebied
een tijdelijk kamp van Moa jagers
een typische uitrusting van Moa jagers, alles gemaakt uit Flax bladeren
de skeletten van de grootste Moa soort. Het grootste skelet is dat van het wijfje, het kleinste van het mannetje
Moa hadden zeer stevige en zware poten, en een immens kleine kop
een aantal jaar geleden heeft een expeditie van het Otago museum een skelt gevonden van een Moa waar een ei nog aanwezig was in de buikholte ook de luchtpijpringen waren nog bijna helemaal intact
ook de kraakbeenringen van de luchtpijp zijn nog grotendeels intact
In de zaal van de wereldvolkeren is er een kleine afdeling over Egypte. Hier is zelfs een Egyptische mummie te zien
Ten westen van Dunedin ligt het Otago schiereiland, dé plaats op het vasteland van Nieuw Zeeland waar verschillende soorten wilde dieren voorkomen, waaronder veel vogelsoorten.
Kaart waarop het Otago schiereiland is aangeduid
De noordelijke tip, Taiaroa, werd al vanaf het begin door Maori bewoond. Het werd een verdedigingspunt voor de vesting van de Maori 6km zuidelijker. Toen de Europeanen in NZ kwamen werden hier seiners, vuurtorenwachters en loodsen gestationeerd. Dunedin was immers tijdens de tweede helft van de 19de eeuw de grootste stad van NZ.
de vuurtoren van Taiaroa
Kaart waarop het schiereiland in het blauw is omcirkeld, Taiaroa in het oranje. Links onderaan ligt Dunedin
In 1870 werd Nieuw Zeeland, als Britse kolonie zelf verantwoordelijk voor zijn verdediging. Er werd een plan bedacht om de belangrijkste havens te beschermen. Bescherming werd belangrijk tijdens de Russisch-Britse oorlog in 1885. Een Russische oorlogsschip kwam in de territoriale waters van NZ. Dat ene schip had meer kanonnen aan boord dan de ganse verzameling kanonnen die NZ ter beschikking had!
het Russische oorlogsschip
Toen werd er begonnen met de bouw van Fort Taiaroa. Het fort en zijn bijgebouwen huisvestten rond 1900 meer dan 100 mensen.
grondplan van het fort dat voor het grootste gedeelte in de rotsen was uitgehouwen
In 1886 werd het Armastrong Disappearing Kanon (kanon dat plotseling verdwijnt) gefabriceerd in Engeland. Het kanon werd opgesteld in een ronde put op een draaibaar onderstel. Het kanon werd met kruid gevuld en via een eenvoudige draaibeweging, ging het dak open en kwam het kanon tevoorschijn.
Door de terugslag verdween het kanon automatisch terug in de put en kon het weer gevuld worden
omdat alle mannen die het kanon bedienden doof waren van de knal, was er een systeem om weer te geven in welke richting er moest geschoten worden.
De techniek was snel achterhaald. Het kanon is echter nooit gebruikt om te verdedigen.
Omdat de heuvel gebruikt werd als verdediging van de stad, werden in de tweede helft van de 19de eeuw alle bomen gerooid op Taiaroa en werden en een soort loopgracht in de bodem uitgegraven.
De steile helling, de afwezigheid van bomen, het oneffen terrein (loopgrachten) van de heuvel en de stevig wind zorgen ervoor dat de plaats door de Noordelijke Koningsalbatros werd uitverkoren om er te broeden. In 1920 werd op Taiaroa het eerste ei van de Noordelijke Koningsalbatros gevonden. Door de vele verstoringen door mensen en door de roofdieren, kon pas in 1938 voor het eerst een kuiken uitvliegen. Dit was het resultaat van vele jaren hard werken en bestuderen door een leraar-ornitholoog, die al zijn vrije tijd hier doorbracht. Zijn werk en dat van zijn opvolgers vormen de langstdurende studie van een vogelpopulatie.
Ondanks de regen gedurende de laatste dagen, hebben we een rondleiding gereserveerd bij de broedplaats van de Noordelijke Koningsalbatros. De albatros, er bestaan 22 soorten, waarvan 18 in het zuidelijk halfrond, 1 rond de evenaar en 3 in het noordelijk halfrond, voorkomen.
De helft van de soorten albatros, 11, broeden enkel op eilanden van Nieuw Zeeland.
De Koningsalbatros heeft de grootste spanwijdte (met open gesperde vleugels). Hier op enkele zuidelijke eilanden van Nieuw Zeeland maken ze hun nest.
de vleugels zijn altijd opgespannen
De Noordelijke Koningsalbatros maakt zijn nest op de Chatham eilanden en op de tip van het Otago schiereiland. De Zuidelijke albatros maakt zijn nest op de Campbell eilanden, die zuidelijker gelegen zijn. De Noordelijke Koningalbatros heeft een spanwijdte van 3,28m, deze van de zuidelijke is nog wat groter
de witte vlekken duiden de broedplaatsen aan voor de Noordelijke Koningsalbatros, de oranje cirkel deze van de Zuidelijk Koningsalbatros. Hier is noordelijk en zuidelijk wel erg relatief…
de spanwijdte van de Noordelijke Koningsalbatros
Nergens ter wereld broedt de albatros op het vaste land, enkel hier op het Otago schiereiland, Taiaroa tip, komt een broedende kolonie voor. Het gebied wordt door afsluitingen zeer goed beschermd, zowel tegen de mens als tegen predatoren. De dieren worden doorlopend gemonitord.
stevige afsluitingen tegen mens en dier
(opgezette vogel) alle vogels worden geringd met een unieke kleurcode, ze krijgen ook een naam
Er worden rondleidingen gegeven aan relatief kleine groepen. De bezoekers komen nooit in contact of zelfs in het gezichtsveld van de vogels. De ramen laten maar beeld in 1 richting door.
We zien in het totaal 5 nesten. Het begrip “nest” houdt niet veel in. Het is een kleine diepte in de bodem waar in november 1 ei gelegd wordt.
De broedtijd is 79 dagen, een van de langste in het vogelrijk. Beurtelings broeden het mannetje en het wijfje, terwijl de andere ouder voedsel opslaat. In januari-februari komt het ei uit. Het duurt 3 dagen tussen het barsten van het ei en het moment dat het kuiken helemaal vrij is.
foto van een foto
Gedurende de volgende 30 tot 40 dagen wisselen ouders elkaar af met het voederen en het bewaken van het kuiken.
Op dit moment is er het stadium dat de ouders het kuiken verlaten en afzonderlijk om de 2 tot 4 dagen terug komen om het kuiken te voederen
één van de vijf nesten waar we een kuiken zien zitten
het kuiken kan nog niet vliegen, de enige bewegingen is zich wat verdraaien in het nest
ondertussen begint het te regenen waardoor er waterdruppels op de ramen komen. Toch is het tweede kuiken ook nog te zien
een verder gelegen nest
Tegen augustus wordt het kuiken meer beweeglijk en zet het zijn eerste stappen. Het kuiken weegt nu 10 tot 12 kg, zijn ouders wegen minder nl 8 tot 9 kg. Kuikens zijn in feite overvoed, maar ze hebben de energie nodig om hun lange en functionele vleugels helemaal te ontwikkelen.
De ouders komen niet meer naar het nest, maar landen wat verder af zodat het kuiken meer moet bewegen. Ze komen ook minder frequent, het kuiken wordt op dieet gesteld.
In september is het nesten gedaan. Het kuiken vliegt uit en komt niet meer aan land gedurende de volgende 4 tot 6 jaar (dit is geen typfout!).
De ouders vertrekken ook voor een jaar op zee. Het mannetje vliegt in de ene richting, het vrouwtje in de andere richting. De vogels blijven tijdens hun vluchten in het zuidelijk halfrond. Ze bezoeken de inktvis-rijke wateren in de buurt van Nieuw Zeeland, Australië, Zuid-Afrika, Zuid-Chili en Zuid-Argentinië. Hierbij halen ze snelheden tot 120km per uur.
De albatros klappert niet de ganse tijd met zijn vleugels. De vleugels zijn als het ware opgespannen (zie foto van de spanwijdte) en worden gebruikt om met de wind mee te glijden.
Overdag eten ze niet omdat, naar men vermoedt, de inktvissen te diep in het water voorkomen. ’s Nachts komen deze meer naar het oppervlak en is het voor de albatros gemakkelijker om ze te vangen en op te peuzelen. Veel weet men in feite nog niet van de tijd dat de Koningsalbatros op zee verblijft.
de inktvis, het voedsel voor de albatros (foto van een foto)
In september, na een vol jaar op zee, komt het mannetje enkele uren of dagen eerder bij dezelfde broedplaats aan. Hij maakt een nieuw nest. Daarna komt het wijfje aan. Dan volgt er een tijd dat de vogels samen zijn (eens bijpraten …) ze paren en de cyclus begint opnieuw.
De vogels paren dus om de twee jaar en hebben dan 1 ei. De jongen komen pas na gemiddeld 5 jaar weer aan land, daar waar ze uit het ei gekomen zijn. Meerdere jongen vogels zijn er op hetzelfde moment. Ze nemen contact met elkaar, zijn even samen, wijzen elkaar af en kiezen uiteindelijk (8ste jaar) hun partner.
De gemiddelde levensduur van de Koningsalbatros is 25 jaar. Door het monitoringsysteem kan men dit gemakkelijk afleiden.
Er zijn echter uitzonderingen: in december 1938 nam de ornitholoog een foto van een albatros met naam D1.
de rechter vogel is D1, samen met haar mannetje D4 in 1938
In februari 1989, 61 jaar later, zagen onderzoekers haar voor de laatste keer. Tegen dan had ze al heel veel jaar de naam Grandma gekregen. In 1989 werd nog een foto gemaakt toen haar kuiken gewogen werd.
Korte tijd later is ze niet meer terug gekeerd. Haar kuiken werd door mensen gevoed tot het zelf weg kon vliegen. Dat laatste kuiken heeft nu zelf ook al vele nakomelingen.
in een bepaalde richting zijn de zwempoten van de Noordelijke Koningsalbatros goed te zien tijdens de vlucht
de Noordelijke Koningsalbatros heeft aan de bovenzijde zwarte vleugels
We zien ook twee Zuidelijke Koningsalbatrossen. Hun vleugels zijn bovenaan meer grijs gekleurd en hun spanwijdte is duidelijk breder
af en toe zien we een albatros landen en een tijdje later weer vertrekken, steeds hoog vanop de helling, kijkend richting dal
In ditzelfde gebied komt ook de Dwergpinguïn voor, de Geeloogpinguïn, vele aalscholversoorten en meerdere zeevogels.
Overdag liggen zeeleeuwen (Phocarctos hookeri) en de Nieuw Zeelanse Zeebeer (Arctocephalus forsteri) op het strand. Het regent zo erg dat we maar een kort kijkje gaan nemen.
de Nieuw Zeelandse Zeebeer, een zeeroofdier, kijk maar eens naar zijn tanden.
Deze zeeberen kunnen tot meer dan 238m diep duiken en voor 11 minuten onder water blijven, een record bij de zeeberen
zeeberen zijn, net als beren, te herkennen aan hun vooruitstekende snuit
De weersvoorspellingen blijven hier slecht, te nat om wandelingen te maken.
We keren terug naar het noorden om dan nog een mooi stukje van het binnenland te verkennen.
9. De Zuidelijke Alpen : Aoraki/Mount Cook
Als we ’s morgens aan de oostkust vertrekken is het zonnig, maar later langs de weg zien we steeds meer en meer wolken. Eerst loopt de weg vlak langs weilanden met veel vee en schapen. We komen geen dorpjes tegen, slechts hier en daar een boerderij of een kleine nederzetting.
De weg volgt de brede en waterrijke Waitaki rivier. Na een tijdje wordt het gebied meer heuvel- en bergachtig. Hier wordt de Waitaki gestuwd door meerdere dammen. Hierdoor zijn de valleien onder water gezet. We zien drie opeenvolgende dammen, telkens een stuk hoger, zodat er elektriciteit kan gemaakt worden. Het was een ingenieur die in 1904 het idee opperde om in dit gedeelte van NZ waterkracht te gebruiken om stroom op te wekken. Tussen 1935 en 1985 zijn er 12 dammen gebouwd met bijhorende centrales, samen goed voor 20% van de energieproductie in NZ. Er is ook een netwerk van kanalen om meren te vullen. Het geheel heeft de benaming “Waitaki Water Schema”.
De ganse route naar Aoraki/Mount Cook komen we langs stuwmeren, met op vele plekken campings en activiteiten voor watersport. De laatste 30 km rijden we langs de oever van het Pukaki meer, dat gevoed wordt met smeltwater en regenwater uit de Zuidelijke Alpen.
een onwaarschijnlijke kleur heeft het gletsjerwater. De kleur komt er doordat heel fijn steenpoeder in het water in suspensie voorkomt, dat zorgt ook voor de glinsteringen
Wanneer we de weg langs het meer aanvatten, zien we de basis van de bergen, de rest zit in de wolken. Naarmate we dichter bij de bergen komen, trekken de wolken in een hoog tempo op, zodat we met een blauwe hemel een prachtig uitzicht hebben op de bergen.
het schitterende turkoois gekleurde Pukaki meer met op de achtergrond, in het midden, de Aoraki/Mt Cook
Het einde van de weg is het dorpje Aoraki/Mt Cook.
kaart waar het dorpje Aoraki/Mt Cook is aangeduid
Zowat in het centrum van het zuidereiland ligt het centrum van de bergsport én de hoogste top van Nieuw Zeeland, Aoraki/Mount Cook. Aoraki is de Maori benaming en betekent “doorboren van de wolken”. De Engelse benaming is gegeven in 1851 ter ere van kapitein Cook.
De berg heeft 3 pieken waarvan de hoogste top 3754m bereikt.
Het Aoraki/Mt Cook Nationaal Park is 700 km2, in 1986 is het park ingeschreven in de Unesco Werelderfgoedlijst.
250 tot 300 miljoen jaar geleden was het gebied oceaanbodem, dat zich vulde met resten van schelpen, welke bestaan uit kalk. Door de botsing tussen de Australische en Pacifische plaat is het gebergte ontstaan, volgens geologen zo een 5 miljoen jaar geleden. Ook nu nog duurt de botsing verder. Er is echter ook erosie. Dit zorgt ervoor dat enerzijds de berg “groeit” en anderzijds afbrokkelt, aan eenzelfde snelheid. In 1991 is de top 10m kwijt geraakt doordat een massief gedeelte van de berg naar beneden gestort is, in totaal 14 miljoen kubieke m. Dit veroorzaakte een lichte aardbeving.
foto uit het DOC informatiecenter
De bergen in het nationaal park bestaan uit een soort kalk. 22 pieken zijn hoger dan 3000m, in het totaal zijn er meer dan 60 gletsjers
De Aoraki/Mt Cook is voor het eerst beklommen tot de top in 1894. Omdat de Aoraki een heilige berg is voor de Maori (zoon van de hemelgod en de aardgodin) , mag er niet gestapt worden op de top.
niet alleen het weer is veel beter dan aan de zuidelijke kust, de temperaturen, hier op meer dan 700m hoogte, zijn dubbel zo hoog
In het dorpje bezoeken we het DOC bezoekerscentrum (DOC is het departement voor het in stand houden van de natuur)
de mensen welke hier werken hebben allemaal uitzicht op de bergen en op Mt Cook
zicht op de hoogste top van de Mt Cook, te bereiken via een graat, foto in het infocenter
grauwacke is het gesteente waaruit het grootste gedeelte van dit gebergte is opgebouwd. Naast zandsteent komen nog meer dan 10 andere gesteentesoorten voor, vandaar het begrip “vuile zandsteen”
een deel van het landschap (onderaan). Bovenaan is ditzelfde landschap weergegeven door het gesteente -aan de oppervlakte- te beschrijven
Hier bevindt zich ook het Sir Edmund Hillary Alpien Centrum, een betalend bezoek. De inkomsten gaan naar de Sir Edmund Hillary Himalaya Stichting, voor de verbetering van de levensvoorwaarden, scholing en medische zorgen van de Himalaya bevolking. We bezoeken het niet wegens tijdsgebrek en genieten van het mooie weer.
Dan zijn er de wandelingen, welke de meeste mensen met wat fysische conditie aankunnen. Toch komen we op die wandelingen heel wat mensen tegen die het lastig hebben.
Als eerste gaan we de vallei van de Tasman gletsjer in. De 8 km lange weg in de vallei is nu volledig geasfalteerd zodat iedereen met eigen vervoer er kan komen. Er zijn 3 wandelingen mogelijk, wij doen de belangrijkste, deze met het uitzicht op de Tasman gletsjer.
de parking ligt onderaan de eindmorene van de gletsjer. Een pad zou zeer steil zijn en over stenen klimmen. Om zoveel mogelijk mensen van het uitzicht hier te laten genieten, heeft men het wandelpad vervangen door zeer degelijk aangelegde trappen
onderweg hebben we zicht op de Blue Lakes, de Blauwe Meren. De kleur echter is helemaal geen blauw meer. Toen echter in het midden van de 19de eeuw de meren een naam kregen, was de kleur nog blauw. Toen was het water afkomstig van de Tasman gletsjer. Nu kan het water van de gletsjer deze bekkens niet meer bereiken, de gletsjer is immers een eind korter. Dit groene water is regenwater, vol met algen (wieren), die het water een groene kleur geven
wanneer we nog wat hoger klimmen, zien we dat er minstens 3 Blauwe Meren zijn met de groene kleur
we kijken even achterom. Hier is de perfect U-vormige vallei van de Tasmangletsjer ooit te zien. Iets meer stroomafwaarts is de vallei opgevuld met het Pukaki meer
na een kim van bijna 30’ komen we helemaal bovenaan de eindmorene en hebben we een zeer wijds zicht
het water van het gletsjermeer is witachtig. Deze kleur wordt veroorzaakt door de vele deeltjes zand en rots die in het water voorkomen en nog niet zijn bezonken.
In het water drijven ijsschotsen, afgebrokkeld van de gletsjer
op het einde van het meer is het gletsjerijs onder de massa zwart rotsgruis te zien
De Tasman gletsjer verkleint spectaculair. In 2011 had de gletsjer nog een lengte van 24 km en een oppervlakte van 92km2. Per jaar krimpt de gletsjer momenteel tussen 480 en 860m. Er wordt verwacht dat over 10 jaar de Tasman gletsjer nog 20km lang zal zijn.
de gletsjerdikte aangeduid met de jaartallen waarin hij opgemeten is
tijd om te genieten van dit mooie uitzicht
vanaf onze zitplaats is de Aoraki/Mt Cook te zien, de alomtegenwoordige berg
Een tweede wandeling gaat door de Hooker vallei, naar het Hooker meer, met zicht op de Hooker gletsjer. Het pad is gemaakt voor de grote groep mensen die hier langswandelen bij mooi weer. We vertrekken ’s morgens nog voor de zon in de vallei schijnt. Het is nog koud, maar goed om te stappen. Na 3u wandelen zijn we weer beneden
waar het pad wat te steil zou zijn, zijn er goede trappen aangelegd
er zijn drie hangbruggen zodat het wandelpad de Hooker rivier kan oversteken, dit is de eerste en kortste
de enige bloeiende planten op het laagste deel van de wandeling is het Vingerhoedskruid. Enkel deze lila kleur zien we hier
de eerste stopplaats is bij het Müller gletsjermeer
in het meer zijn nog stukken ijs van de gletsjer, helemaal bedekt met zwart van het gesteente en het vuil
de volgende twee hangbruggen zijn langer, ze zien er stevig uit
de Mt Cook is alomtegenwoordig
hogerop, in het gebied waar de sneeuw langer blijft liggen (maar nu al weg is) komt de Gentiana corymbifera voor, het is een alpiene gentiaan die enkel op het zuidereiland van NZ voorkomt
we hebben het doel van de wandeling bereikt, het Hooker meer
met de Hooker gletsjer
een grote ijsschots ligt in het midden van het meer
overal stenen van de morene, de gletsjer is al ver teruggetrokken
wanneer de zon volop schijnt is het hier heerlijk warm
de Mt Cook zien we vanuit het oosten, het zuiden en het westen
overal zijn de dalen hier U-vormig. Samen met de morenen vormen ze de getuigenis van de ijstijden
De derde wandeling gaat naar het Kea Punt (de Kea is de alpiene papegaai, endemisch in NZ), met uitzicht op het Müller meer en de Müller gletsjer. Het pad is niet voorzien op vele bezoekers, het is steiler en een echt bergpad, smal met veel losse stenen. De wandeling duurt 30 minuten, enkele richting
een smaller pad
in deze vallei krijgen we een schitterend uitzicht op de Mt Sefton (3151m) met zijn gletsjers
Op 14 januari 1896 waren Edward FitzGerald en Matthias Zurbriggen (een bekende naam in Zermatt, Zwitserland) de Mt Sefton langs de oostelijke zijde-deze op de foto- aan het beklimmen. Het was een zeer zware klus, ijs, sneeuw, rospieken, vallende rotsen die hen bijna het leven kostten, … waren de ganse beklimming van de partij. Toen de mannen op de top kwamen, zagen zij dat de westelijke bergwand veel minder steil en zwaar was …
achter mij het Müller meer, daarachter in het zwart de zij morene van de gletsjer, en links achteraan de Mt Cook
te midden tussen de bergwereld en gletsjers. In tegenstelling tot de Alpen staan we hier erg laag, rond 1000m hoogte. In de Alpen kan je dit zicht maar 1500 tot 2000m hoger vinden (tijdens de zomer)
we horen heel regelmatig gerommel en lawaai, het geluid van vallende lawines. Hier rechts bovenaan zien we ook één. Op een ander moment zien we één links op één van de Sefton gletsjers
Nog een paar foto’s van het campingleven
Even zien we deze vogels rondwandelen
deze fazanten (Phasianus sp), ze zijn helemaal niet op mensen gesteld en vluchten de bush in
waarschijnlijk een jong mannetje
het mannetje
een donkere hen of een andere soort?
het is meer dan 14 dagen geleden dat we nog buiten hebben kunnen zitten
De zon is al even onder op de camping, de westzijde van de Mt Cook echter kleurt rood door de ondergaande zon
Als de zon ondergaat achter de bergen wordt het snel koud, tijd om binnen in de campervan aan mijn verhaal te beginnen
De weg terug gaat nog een hele tijd langs het Pukaki meer, er zijn nog enkele uitzichtplaatsen terug naar Aoraki/Mt Cook
nog een foto van de mooie turquoise kleur van het Pukaki meer
en het massief van de Zuidelijke Alpen met de Mt Cook
Parallel met het Pukaki meer, ligt het Tekapo meer, ook een gletjermeer
dezelfde mooie blauwe kleur
hier is een strand dat uit grote keien bestaat
Elk van deze meren heeft een dam. Ze zijn mee ingeschakeld in het Waitaki Water Schema om op een goedkope en meer milieuvriendelijke manier, elektriciteit te maken
Bij het Tekapo meer staat er een klein kerkje, de kerk van de goede herder. Enkele tientallen meter verder bevindt zich een herdershond in koper, gemaakt door een kunstenaar