Reisverhaal «zuid Laos, deel 1»
Zuidoost Azië
|
Laos
|
3 Reacties
09 November 2013
-
Laatste Aanpassing 05 Februari 2014
We verlaten Vientiane langs
de triomfboog, het zou zo iets moeten zijn net zoals in Parijs.
Einde van de jaren 50 uit vorige eeuw werd er met de bouw begonnen. Het bouwwerk bevat Laotische, Indische en Europese
kenmerken. Het moet de vele soldaten
herdenken die in de oorlog tegen de Amerikanen lang de koningszijde gevallen
zijn, dus de tegenstanders van de Pathet Lao.
Geruchten zouden de ronde doen dat het betonnen monument gemaakt is met
de cement die de Amerikanen cadeau deden aan het land voor de bouw van de
luchthaven.
In 1995 werden alle oude symbolen verwijderd en werd het monument omgedoopt tot
de “triomfpoort”. In 2004 financierde
China het park rond de poort en ook de
wegen errond. Men kan het bouwwerk via
trappen beklimmen, het is 7 verdiepingen hoog.Het zuiden van Lao is te bezoeken via de enige doorgaande weg, weg 13S. Deze volgt in grote lijnen de Mekong tot het meest zuidelijke punt van het land, waar de Mekong Lao verlaat en Cambodja binnenvloeit.
Er zijn een aantal steden op deze route en daar vertrekken dan telkens wegen naar het oosten, door de bergen, richting Vietnam. Wil men daar iets bezoeken, dan moet men telkens de weg naar het oosten en weer terug naar het westen rijden.
We volgen dus weg 13S, richting
zuiden dus. De eerste 2u rijden we eerst
langs allerlei bedrijven en buitenlandse gebouwen en langs het grote
sportstadion dat voor de Asian Seagames (2009) werd gebouwd en door China werd gefinancieerd.. De huizen zijn allemaal in steen.
Na 2u komen we weer in een gebied waar meer houten en later ook bamboehutten en
huizen te zien zijn, en ook weer paalwoningen.
De mensen langs deze weg zijn Loum Lao, geen minderheid dus, maar Lao
die in de lager gelegen gebieden wonen.
De ganse weg volgt de Mekong, en in dit gedeelte dus ook de grens
(Mekong = grens). De hoogte is minder
dan 300m. Naarmate we meer zuidelijk
rijden zien we meer en meer rubberboomplantages. De grond is soms onbruikbaar voor
rijstteelt. En als de grond bruikbaar
is, kan men pas rijst beginnen planten op het einde van het regenseizoen, omdat
het anders té vochtig is.
Ook zien we cassave (maniok) en zelfs een Chinese tapiocafabriek –tapioca is
gemaakt van cassave.
In het restaurant, waar we ’s
middags eten zien we 3 potten staan met een vloeistof. Het blijkt laolao te zijn, de Lao-wiskey
(alcohol van meer dan 40°). Niets
bijzonders, ware het niet dat in elke pot ook een slang zit
Bij de afsplitsing van weg 8,
richting oosten, een belangrijke verbinding met Vietnam, verlaten wij weg 13 en
rijden we weg 8 op. Voor de asfaltering al was de weg belangrijk als
handelsroute. De weg stijgt wat, we
rijden terug door karstgebergte. Er is,
bij Phun Man, een uitzichpunt naar rechts aangeduid. Dit mag zeker niet gemist worden!
Weg 8 gaat langs mooie
landschappen, alleen al daarvoor én voor het uitzichtpunt, is deze weg de
moeite waard.
Wat verder verlaten we weg 8
en rijden we langs een secundaire weg richting zuiden.
We zijn nu in het gebied van
de grootste dammen van het land. Vroeger
was dit gebied natuurgebied met zeer veel beken en rivieren. Voor elektriciteit echter, gebruikt men hier
enkel waterkrachtcentrales. Stemmen
gingen op om dit water- en bergrijke gebied te gebruiken om elektriciteit te
produceren. Een deel van het
natuurgebied staat nu al onder water.
Daardoor verdwijnen belangrijke dieren- en plantensoorten. Maar ook hele dorpen moesten (en moeten)
verhuizen.
De groep die de zaak uitbaat bestaat uit bedrijven uit verschillende landen. Ze moet zorgen voor de mensen. Omdat dit
wel met een pakje zout wordt genomen, is er een internationale, onafhankelijke
expertengroep opgericht. Eén van die groepen houdt zich bezig met het
vraagstuk natuur. Door hun bevindingen,
die ze verplicht aan de regering van Lao moeten voorleggen, is het plan voor een volgende dam
in dit gebied afgevoerd.
Een andere groep doet bevraging bij de bewoners nadat alles zogezegd in orde
is. De mensen hebben een nieuw huis
gekregen in een nieuw dorp, een huis van hetzelfde type als dat in het
ondergelopen dorp. Ze hebben ook grond
gekregen zodat ze weer zelf in hun voedsel kunnen voorzien. Maar de mensen, die verplicht verhuisd zijn,
hebben dikwijls minderwaardige grond gekregen, waar ze niet dezelfde
(rijst)teelt op kunnen realiseren. Het
expertenteam geeft alle problemen weer in een rapport aan de regering van
Lao. Momenteel is men nu bezig om de
grond volledig van irrigatiesystemen te voorzien, zodat in het droge seizoen
toch voldoende wateraanvoer verzekerd is voor de rijstteelt.
Een ander probleem, waar
minder aankan verholpen worden, is de tijd van overstroming van de dorpen. Vroeger was dit na een sterke regen enkele
dagen. Nu is er niet meer alleen de
overvloed van regenwater, maar bij heel sterke regenval lopen ook de dammen
over. Met als gevolg dat de dorpen soms
weken onder water staan. De huizen zijn
wel op palen gebouwd, en er liggen bootjes, maar de overvloed aan water
blokkeert het normale leven van de bevolking.
Deze weg loopt ten einde bij
de Konglor grot in dit karstgebergte.
Enkele km voor de grot slaan
we in naar de lodge, die aan dezelfde rivier ligt als de grot.
De lodge ligt bij een dorp,
waar we net voor zonsondergang nog even naartoe wandelen. Het is een oud dorp, hier is niemand
verhuisd.
Tham Kong Lor of Konglor grot
is een grot gevormd door de Nam Hin Boun, een rivier. Wat waarschijnlijk ooit begon als
doorsijpelen van water in kalksteen en kleine openingen, die later uitgroeiden
tot een groter kanaal, is nu een echte grot van 7 km lang waar de Hin Boun aan
de ene zijde instroomt en aan de andere zijde uitstroomt. De tunnel is meestal rond 30 m breed en
tussen 20 en 100m hoog. De vallei, waar
de rivier in de grot stroomt, is enkel toegankelijk via de grot. Momenteel is men bezig een verbinding te
maken door het nationaal park met de zuidelijke weg 12, maar momenteel is dat niet meer dan een pad waar kan gewandeld worden.
Het karstgebergte waarin zich de grot bevindt is 40 km breed en 270 km lang. 300 miljoen jaar geleden (volgens de info op
het bord) is de kalkafzetting gevormd (door zeeorganismen). Nadien zijn die aardlagen door krachten
omhoog gestuwd en is het karstgebergte gevormd.
Door water-en winderosie zien we nu de scherpe pieken.
Het bezoek gebeurt met een
bootje. Vooraan zit een helper, dan zijn
er drie zitplaatsen en achteraan zit dde man die de motor bestuurt.
In de grot is er geen licht,
beide bootsmannen hebben wel een koplamp op.
De grootste en mooiste zaal in de grot is verlicht als er een bootje
bezoekers is. Om die grote zaal te zien moet men
uitstappen en langs een pad en trappen wandelen.
Daarna gaat men terug in de
boot. Er zijn een drietal rapids,
waterversnellingen. Bij de eerste 2
kunnen de bezoekers momenteel in het bootje blijven zitten, beide mannen moeten
uitstappen en het bootje over de keien duwen.
De laatste rapid is te sterk en te ondiep, men moet uitstappen en door
het water waden. Ondertussen dragen de
beide mannen het bootje over de stroomversnelling. Naarmate het droge seizoen vordert, zal het
waterniveau dalen en zullen de bezoekers meer moeten uitstappen en waden.
Voor al die activiteiten moet
men een zaklamp meehebben en waterbestendige schoenen dragen.
Met mijn sterke zaklamp kan ik de zijwanden en het plafond verlichten en zien
we de grootsheid van de grot.
Bij de uitgang en de ontoegankelijke vallei, vaart het bootje nog iets verder tot een halteplaats. Daar kunnen we uitstappen en even wandelen.
De infrastructuur is door
Nieuw-Zeeland bekostigd.
De bootsmannen zijn lokale
mensen uit het dorp Konglor, die volgens een beurtrol varen. Elk van beide mannen krijgt 30% van het
vaargeld. Benzine kost 25% van die
gelden. De rest wordt nog verdeeld voor
lokale projecten aan beide zijden van de grot.
De prijs die per boot moet betaald worden is 11€. En dan bedenken dat op dagen zoals nu (begin
hoogseizoen) de mannen maar eens om de 2 à 3 dagen een tocht maken!
We zien mensen op hun veldjes
al het werk met hun handen verrichten
Na het bezoek aan de grot, rijden we de vallei weer
uit. We zien hier veel echt arme
huizen, meestal paalwoningen. Als we dan even kijken bij de International
Human Developement dan zien we dat Lao op plaats 138 van de 187 staat, landen
met vergelijkbare gegevens. Door
corruptie en inefficiënte regelgeving, gaat het land er relatief (t.o.v. andere
Aziatische landen én van de wereld) op achteruit. Het hangt volledig af van buitenlandse hulp
en buitenlandse investeringen. Die
laatsten komen echter maar met mondjesmaat.
Ongeveer 40% van de bevolking leeft onder de nationale
armoedegrens. Die mensen hebben zelfs
niet genoeg basisvoedsel om zichzelf en hun kinderen te voeden.
We rijden langs de uitbreiding van de Theun-Hinboun
waterkrachtcentrale.
Een eerste waterkrachcentrale leverde 440 MW. Maar tijdens het droogseizoen moet de
capaciteit terug gedrongen worden wegens de mindere waterhoeveelheid.
Daarom heeft men een tweede dam gebouwd, boven de
eerste. Die levert 60 MW, en zorgt
ervoor dat het geheel 500 MW kan blijven produceren. Die elektriciteit wordt voor het
allergrootste gedeelte direct naar Thailand gevoerd, aan de andere kant van de
Mekong. In het project financieren naast
Lao, ook Thailand en Scandinavië
Verder langs de weg zien we overal borden met LPFL, Oji Lao Plantation Forest Company LTD. De joint venture tussen de Lao regering en
een private groep (vooralJapans) is
gespecialiseerd in commerciële boomaanplantingen. In enkele Lao provincies is er nu al 22.000 ha aangeplant. Hun timmerhout heeft een FSC label, wat garant staat voor duurzaam
bosbeheer. 18.000 ha Eucalyptus en
Acacia aanplantingen zijn sinds 1999 gerealiseerd. Veel van het Eucalyptushout is voor de
papierindustrie, dat de groep zelf ook beheert.
Via weg 13 rijden we verder zuidelijk tot Takhet. Dit stadje ligt aan de Mekong en is verbonden
met Thailand via de derde Vriendschapsbrug.
In Thakhet is er niets belangrijks te zien.
Het is een overnachtingsplaats om het gebergte in te trekken
Vanuit Thakhet gaat weg 12 naar het oosten. Ook deze weg gaat door karstlandschap. Men kan heel wat grotten bezoeken en de Nam
Xe Bangfai is een belangrijke rivier in een deel van dit gebied.
Voordat we naar weg 12 gaan, bezoeken we eerst even That
Sikhottabong, een stupa met bijhorend klooster.
Het kleine complex ligt aan de Mekong.
Langs weg 12, die door het karstgebied loopt, liggen heel
wat grotten. Sommige zijn erg moeilijk
toegankelijk, andere vragen een lange trekking voor men ze bereikt. Twee grotten zijn voor ons zonder problemen
te bezoeken.
Een afslag wijst naar Buddha Cave. De
weg is niet bijster goed, we worden nogal wat heen en weer geslingerd in de
auto en tijdens het regenseizoen is de weg zeer modderig of helemaal niet te
berijden wegens wateroverlast.
Buddha cave is in 2004 herontdekt. De
ontdekker klauterde naar de opening en vond in de grot 229 boeddhabeelden
tussen 15 cm en 1 m groot.
Ik moet een
Lao-rok aantrekken, anders mag ik de grot niet binnen. Binnenin mogen geen foto’s genomen
worden. Er zitten wat oude vrouwen bezig
met voedsel ed. voor al de boeddha’s.
Momenteel is de toegangsweg tot de grot helemaal verbeterd met
betonnen paden en trappen. De toegang
tot de grot is een beetje laag, dus bukken.
De grot binnenin is mooi met wat kalksteenformaties, maar
bezoekers zijn beperkt in hun bewegingen door de tempelregels!
De grond in dit gebied is meestal nets waard voor
landbouw. Tijdens het regenseizoen veel
te nat (het water staat dan meer dan een meter hoog) en tijdens het
droogseizoen te hard en te droog.
Een eind verder langs weg 12 is Tham Nang En, een
gemakkelijk bereikbare grot met een grote parking. Hier is de toegang wat duurder, maar dat wordt
ruimschoots gecompenseerd door de grootte en de kalkafzettingen. Er zijn trappen in beton, op andere plaatsen
kan met vrij rondwandelen, er zijn enkele afsluitingen en de grot is verlicht. In de grot heerst er een natuurlijke airco.
We rijden wat verder en stoppen in een vrij simpel dorpje voor de noedelsoep, middagmaalvoedsel als er niets anders te vinden is
Na ongeveer 50 km is er een MAG buro.Het gebied hier maakte deel uit van de “Ho Chi Minh trail”.
Dit is niet werkelijk 1 pad, maar een heel netwerk van gebruikte routes langs
waar Vietnamese soldaten door het oosten van Laos en Cambodja trokken, tot
ergernis en onmacht van de Amerikanen.
Een deel van de wegen werd al vroeger gebruikt in de guerilla tegen de
Franse kolonisator. In 1970 werd het
ganse netwerk goed uitgebouwd met bruggen, hospitalen, ondergrondse
schuilplaatsen en opslagplaatsen.
Christopher Robbins schat dat er tussen 1966 en 1971 630 000 soldaten,
100 000 ton levensmiddelen, 400 000 ton wapens en 50 000 ton munitie langs dit
wegensysteem naar Zuid-Viëtnam werd
getransporteerd.
Natuurlijk trachtten de Amerikanen dit met alle middelen te verhinderen en
bijgevolg is heel dit gebied enorm gebombardeerd. Momenteel bevinden er zich hier nog hele
ladingen UXO’s. MAG houdt zich ook hier
bezig met preventie t.o.v. mensen en met het opruimen van bommen. Ook hier zijn al wat doden en zwaar
gekwetsten gevallen.
Er is een zijweg richting zuiden net voor het MAG
kantoor. Na enkele km komen we in het
dorp Mahaxai. Dit dorp lijdt heel sterk
onder overstromingen tijdens het regenseizoen.
Door de bouw van de dam (zie hierboven) is het probleem nog groter
geworden. Alle woningen zijn hier
paalwoningen, maar 2 jaar geleden, stond het water nog op de vloer van de
bovenverdieping. Vele mensen zijn al
verhuisd naar een nieuw dorp, anderen blijven in Mahaxai en bouwen een huis op nog hogere palen
dit huis wordt nog bewoond…..
Mahaxai ligt aan de Nam Xe Bangfai, een
rivier die in de bergen dichter bij Viëtnam ontspringt en uiteindelijk ook in
de Mekong ontwatert.
We willen een boottocht op de rivier maken.
Gelukkig hebben we de chauffeur, die in het dorp op zoek gaat naar een
bootsman. Gisteren was er groot feest en
velen zijn zich nog aan het bedrinkenmet de lao-lao die overgebleven is..
Maar toch vindt de chauffeur een man.
We maken een trip op de rivier richting Viëtnam, dus stroomopwaarts.
Weg 13 loopt een eind ten oosten van Savannakhet. Om de stad en omgeving te bezoeken moeten we
wat richting westen rijden.
Enkele km voor de stad is er een afslag naar That Ing Hang,
één van de belangrijkste pelgrimsplaatsen van het land. Men gaat er van uit dat er voor de 16de
eeuw op deze plaats al een religieus centrum was. De oude stupa zou van de 16de eeuw
dateren. De stupa is 9m hoog en heeft
aan de 4 zijden nog mooie beeldhouwwerken die terug gaan tot de Kmer periode.
De stupa zelf heeft een toegang, die gesloten is. Enkel mannen mogen binnen. Trouwens om het gebied van de stupa te betreden
moeten alle niet-Lao vrouwen een Lao rok aantrekken. Gelukkig kiest de vrouw die de rokken
verhuurt, een gewassen exemplaar uit
voor mij.
Vele km voor de stad is er veel industrie en worden nog heel
wat nieuwe bijgebouwd. De meeste
bedrijven hebben een onleesbaar opschrift, wat we wel kunnen lezen zijn namen
van buitenlandse bedrijven. Savannakhet
is dé industriestad van het land. Via
een Vrienschapsbrug is de stad direct verbonden met Thailand en de afstand naar
Vietnam is niet groot en vooral de weg is niet bergachtig.
Ook deze stad is gebouwd door de Fransen, maar de meeste koloniale gebouwen
zijn vervallen of aan dringende vervanging toe.
Savannakhet is de tweede grootste stad van het land met meer dan 110.000
inwoners, vnl . Lao, Chinezen en Vietnamezen.
We bezoeken Thong Laha Sing, een tekstielbedrijf van Putou, een etnische groep
die in het zuiden van het land woont. Al
het katoen komt van verschillende plaatsen in Lao. Het wordt hier geverfd en gaat dan naar
verschillende Putou dorpen om geweven te worden. Het geweven katoen komt terug naar hier en
hier wordt het versneden en verwerkt tot allerlei katoenen gebruiksvoorwerpen,
meest kledij. De kleuren zijn vrij saai.
We stoppen nog even bij een zeer grote dagelijkse markt, die
het meest doet denken aan de soeks in Istanboel, met dat verschil dat de
verkopers hier niet opdringerig zijn.
Veel Chinese brol wordt hier verkocht.
Verder naar het zuiden komen er nog meer suikerrrietplantages voor. Hier zien we een grote suikerfabriek van Mitr Lao Sugar
Co. Het is niet, zoals de naam doet
vermoeden, een Laotisch bedrijf, maar wel een onderdeel van een groot Thais
concern.
Verder wordt er veel rijst geteeld en zien we hier en daar rubberboomplantages,
enkele teakbossen en ook enkele kleine eucalyptusaanplantingen.
20 jaar geleden was weg 13 helemaal niet geasfalteerd. Wilde men toen van het zuiden van het land
naar Vientiane rijden, dan deed men er enkele dagen over. In het regenseizoen was de weg al helemaal
niet te berijden, tenzij met
vrachtwagenachtige vervoersmiddelen die hoog van de grond stonden en
heel sterke motoren hadden. Er waren
toen immers geen bruggen, dus de voertuigen moesten door de rivieren.
Als eerste werden bruggen over de rivieren gebouwd Net
zoals nu waren alle openbare werken aan erge corruptie onderhevig. Bedrijven die de aanbesteding kr(e)(ij)gen
moe(s)ten dure geschenken geven of er werd wat (veel) meer beton, cement,
stenen, … besteld, zodat ook het paleis van de overheidsfunctionaris kon
gebouwd worden. Als ik nu op
internationale websites i.v.m. de economische
ontwikkeling van het land kijk, dan is er in bijna elke paragraaf te lezen dat
corruptie de ontwikkeling van het land belemmert.
Een tijd later werd weg 13 dan stuk voor stuk geasfalteerd.
Pakxe is de volgende overnachtingsplaats.
Net zoals de 2 vorige steden ligt ook Pakxe aan de Mekong. Het verschil is echter dat iets ten noorden
van Pakxe de Mekong niet langer de grens vormt met Thailand, maar volledig in
Laos gelegen is. Pakxe ligt op de
samenvloeiing van de Nam Xe Don met de Mekong en er is hier een brug over elk
van beide rivieren. Over de Xe Don is de
brug nog uit het Franse tijdperk en krammakelijk.
De brug over de Mekong is er gekomen met hulp van Japan.
De stad kent een sterke economische ontwikkeling. Er zijn geen toeristische
bezienswaardigheden, maar vanuit Pakxe zijn er wel een aantal belangrijke
plaatsen om te bezoeken.
We wandelen even rond in de stad en komen voorbij een
handwerkwinkel van Village Focus. Wat in
de winkel verkocht wordt is voor het grootste deel gemaakt door “survivors of
human trafficking”.
We stappen binnen en vragen wat uitleg.
Gelukkig is er een jonge vrouw die voldoende Engels spreekt om ons
uitleg te geven.
In vele Westlaotiaanse dorpen komen deftig geklede mannen op bezoek. Ze spreken met meisjes , voornamelijk deze
die geen scholing en/of geen werk en/of arm zijn. Er wordt hen werk en een goede verdienste
beloofd voor een job (in Thailand). Vele
meisjes gaan gewillig mee. Eens in
Thailand komen velen ervan terecht in de prostitutie of in bedrijven om er in
erbarmelijke omstandigheden te werken.
Hun (soort) identiteitskaart wordt door de “baas” bewaard en een loon
krijgen ze niet.
Soms worden ze bij
politie-invallen gedetecteerd. Deze
meisjes worden dan uit hun slechte levensomstandigheden weg gehaald en meestal
bemoeit zich de Thaise regering of één of andere organisatie zich met de
meisjes. Ze worden dan naar een soort
school gestuurd en krijgen psychologische bijstand. Na een tijd worden ze terug naar Laos
gestuurd en Village Focus International http://villagefocus.org/laos/ vangt
hen op en geeft hen opleiding en ook
werk, indien de meisjes geen ander werk vinden.
Ze geven ook mentale en psychologische bijstand indien nodig. Verder werken ze om armoede in de dorpen
tegen te gaan door weeftoestellen of andere hulpmiddelen te sponseren. Ook die producten worden in de winkel te koop aangeboden. Op allerlei manieren probeert de organisatie
te werken om de levensomstandigheden van mensen te verbeteren zodat ze geen
reden meer hebben om op het aanbod van de ronselaars in te gaan.
Toevallig of niet, vertelde onze chauffeur vandaag het volgende verhaal (het
heeft natuurlijk te maken met de streek waar we door rijden). Een tijd geleden was hij in Bangkok en zou de
volgende dag met een auto, van AVR Laos, terug keren naar Laos. Hij spreek graag met mensen en houdt een praatje in een 7-11 supermarkt in Bangkok, met een van de verkoopsters. Die vraagt hem of hij alleen naar Laos
terugkeert en of ze mee mag rijden. Haar
“baas” heeft haar identiteitskaart, maar aan de grens zou ze wel weten wat te
zeggen. Zij is Laotiaanse en blijkt ook
geronseld te zijn om in Thailand te gaan werken. Ze kreeg geen geld voor haar werk en werd erg
uitgebuit.
Als ze bij de grens komen beslissen ze om te wachten tot later op de
avond. Dan zijn de meeste mensen van de
grenscontrole naar huis. De chauffeur
laat zijn paspoort en papieren afstempelen en rijdt, met de vrouw in zijn
auto, de grens over. Hij stopt bij de
grenscontrole maar die is niet meer geïnteresseerd in controleren en laat hem
vlug Lao binnen.
De vrouw en haar familie waren hem zo dankbaar dat zij op die manier bevrijd
is, dat ze allerlei vormen van bedankingen, uitnodigingen op haar trouwfeest
ed. met hem delen.
We zullen ons in Thailand bedenken om nog iets in een 7-11 te kopen!
Om 6u30 ’s morgens gaan de monniken ook in Pakxe op
bedeltocht. Per klooster is er een
geselecteerde route waar vooral vrouwen lang zitten.
De grootste markt in gans Laos is Talat Daoheuang, genoemd
naar de groep die de reuzenhallen gebouwd heeft. De groep bestaat een 20-tal jaar en de baas
van de groep is een familielid van een of andere eerste minister….. . De groep is gestart met de import van luxe
goederen waaronder vooral sterk alcoholische dranken en parfum, en was niet onderhevig aan het betalen van belastingen! Het paleis van de baas is om vele koninklijke
paleizen te laten verbleken.
Iedereen die iets wil verkopen in en om de markt wordt door bewakers van de
straat verdreven en ze moeten onder het dak een plaatsje innemen. Dan wordt er geld geïnd voor 3 uur
standplaats. Daarna wordt er opnieuw
geld geïnd. Voor grote verkopers is dit
geen probleem, hun omzet is meer dan hoog genoeg.
De markt is vooral interessant ’s morgens vroeg. Om 6u45 zijn we al present met de chauffeur.Wat later verlaten we de stad, richting oosten. We rijden voorbij het voormalige paleis van
Prins Boun Houm da Champasak, de rijkste en meest flamboyante prins uit het
koninklijk nageslacht. Hij werd geboren
in 1911 en leefde stierf in 1980 in Parijs.
Hij was helemaal niet geïnteresseerd in de politiek van het land. Vrouwen, feesten en drank lagen hem veel nauwer aan het hart. In 1975 moest hij vluchten vermits hij tot
het oude regime behoorde, en de laatste jaren van zijn leven woonde hij in
Parijs.
Ten oosten van Pakxe bevindt zich het Bolavenplateau, een
van de twee hoogvlaktes in Lao. De weg
klimt gestadig, er zijn geen bochten, noch steile klims.
Bolaven heeft een ietwat koeler klimaat dan Pakxe en er wordt veel fruit
gekweekt . Bolaven is echter beter bekend voor zijn koffie. Toen de Fransen Indochina hebben bezet
zochten ze een bestemming voor het plateau.
Dus startten ze met koffie.
Beneden 900m hoogte is dat vooral Robusta, boven 900m vooral de betere
soort, Arabica koffie.
Op het einde van de tweede Indochina-oorlog en de geheime
oorlog tegen Lao, hebben de Fransen en Amerikanen het ganse plateau zeer hevig gebombardeerd,
zodat de koffieplantages totaal verwoest werden.
Nadien is de koffieteelt met de hulp van Oost-Duitsland (DDR) opnieuw
opgebouwd.
Er zijn enkele (zeer) grote bedrijven waaronder de grootste Dao Heuang. Zij doen aan “sociale projecten” en helpen de
boeren op Bolaven die willen starten met koffieteelt. Dit door financiële steun. Mooi!?
Enige voorwaarde is dat de boeren hun koffiebonen enkel aan Dao Heuang
mogen verkopen tegen de prijs die Dao Heuang bepaalt!
Ik lees in de reisgids dat er ook een coöperatie bestaat van
kleine boeren, een 2000 families in het totaal.
Met hulp van Fair Trade France werken ze in een 50-tal groepen samen https://www.facebook.com/pages/AGPC/328986363831808?sk=info
Ze hebben de nodige, zij het eenvoudige machines, om de
groene bonen tijdens allerlei processen uit de koffiebessen te halen. Die groene bonen worden dan voor een deel via
Fair Trade France verkocht. Een deel
wordt lokaal verkocht, en er komen ook kopers uit Korea en Japan. Ze krijgen een betere prijs dan hun collega’s
die voor Dao werken.
Voordat de weg het plateau bereikt is er een Laven dorp waar
messen worden gemaakt om te gebruiken in de koffieplantages.
Naast de koffieplantages is het plateau ook gekend voor zijn
vele watervallen
Om het Bolavenplateau te bezoeken kan men de rondrit maken
. Soms moet men een zijweg nemen omdat
een waterval, een dorp, .. niet langs de hoofdweg ligt.
Omdat het Bolavenplateau ook door de Amerikanen sterk is
gebombardeerd zijn er nu nog heel wat UXO’s, niet ontplofte bommen. Een ganse collectie ervan ligt op het gebied
van Tad Fan, een waterval en bijhorende toeristenbungalows. MAG is al langs geweest en heeft overal waar
een onontplofte bom ligt een rood paaltje gezet. Men kan er niet naast kijken, zoveel rode
paaltjes staan er. Dit betekent dat men
hier niet naast het pad mag lopen, want er liggen UXO’s tot tegen de paden tussen
de bungalows.
vlak bij de plaats waar we staan, op enkele m
van bungalows, verhuurd aan toeristen, liggen nog niet-ontplofte bommen,
aangeduid met een rode stok
We zien ook enkele theeplantages. We bezoeken er één die Oolong thee
produceert, een bitter brouwsel
Een rondrit op het
Bolavenplateau met hier en daar een bezoek duurt een volle dag. We rijden in tegenwijzerzin en de eerste
halte is Pakxong. Dit stadje is de
belangrijkste plaats van Bolaven, het heeft echter helemaal geen
stadsallures. Nog voor we er aan komen
regent het, en dat is zo voor de rest van de dag. Bolaven is regenrijker dan Pakxe, dat
ongeveer 600m lager ligt dan onze overnachtingsplaats. Tot Pakxong stijgt de weg nog verder, daar is
de hoogte ongeveer 1200m. Het is er ook
een stuk koeler.
In Pakxong bezoeken we de
markt, op een reusachtig terrein, met enkele markthallen.
Voorbij Pakxong zien we meer
cassaveteelt en meer Arabica koffie. Er
is een groot koffiebedrijf, Sinouk. Het
bedrijf zelf kan niet bezocht worden, er is een resort (met geen overnachters)
met een mooie botanische tuin en heel wat koffiestruiken. De eigenaar behoort duidelijk tot de high
society van het land, de familie is Frans-Laotiaans.
Koffie zullen we liever drinken bij de Fair Trade organisatie, op het einde van
de dag.
Tad Lo is de volgende
stopplaats. Hier gebruiken we de lunch
en daarna bezoeken we de waterval.
We rijden nu het noordelijk
deel van het Bolavencirquit. Hier is
minder koffieteelt, eerder fruit zoals bananen en nog een eind verder ook wat grote
rubberplantages, in Vietnamese handen.
Vele dorpen op het plateau
zijn er met etnische groepen, elk met hun eigenheden. De meeste dorpen liggen niet langs de
hoofdweg en zijn dan ook moeilijk te bezoeken.
De Alak is een animistisch volk dat zeer arm leeft. In het centrum van hun dorp staat er een
beschilderd , open houten bouwwerk.
Eenmaal per jaar (ongeveer maart)
hebben zij een festival. Dan zit de
sterkste en fysisch machtigste man uit het dorp in dat bouwsel. Op iets afstand van dat bouwsel staan vier
boomstammen stevig in de grond en tijdens het festival hangt aan elke boomstam
een buffel gebonden met een relatief korte koord. 4 mannen uit het dorp, in traditionele
vechterskledij én met een mes, en vier vrouwen dansen rond het bouwsel
rond. Als de sterke man iets zegt, gaat
één van de mannen naar een buffel en steekt in het dier met een mes. Daarna wordt er weer gedanst. Dit gaat zo door tot alle buffels dood zijn.
Ondertussen wordt er rijkelijk
beerlao en vooral lao-lao gedronken. De
dode buffels worden dan klaargemaakt en geroosterd op BBQ’s. De volgende twee dagen wordt er verder
gegeten en gedronken.
Een andere vreemde gewoonte
van de Alak is dat voordat een oudere sterft (meestal jonger dan onze leeftijd
nu) er al een kist wordt klaargezet onder het huis. De meeste kisten die we zien zijn gemaakt uit
beton.
Veel hout is er immers niet
meer te vinden op het plateau.
De Alak
begraven hun doden ergens in het bos.
Ook de Katu zijn animistisch
en houden er een soortgelijke gewoonte op na wat betreft de kisten.
Een andere gewoonte van hen is dat nakomelingen nooit een groter of mooier huis
mogen bouwen dan dat waar hun ouders in wonen.
Willen ze dat toch ooit doen, dan zijn ze verplicht om eerst een groter
huis voor hun ouders te maken, en dan pas kunnen ze aan hun eigen woonst
beginnen denken. Deze eigenaardige
gewoonte zorgt er dus voor dat de bewoningen heel armtierig en klein zijn,
echte krotten. De hutten in Zambia,
nochtans het armste land ter wereld volgens sommige bronnen, komen er
verzorgder voor.
Nog andere etnische groepen houden deze gewoonte er op na. Samen met de gewoonte dat de mannen in hun
dorp moeten blijven van kleins af tot ze dood gaan (ze mogen dus niet weg om
bvb. t e gaan studeren of te werken). Dit alles zorgt ervoor dat deze groepen
helemaal geen voortuitgang willen en kennen.
Als iemand dan toch verder vooruit wil, moet hij het dorp verlaten en mag er nooit nog
terug komen. Het is een verrader.
Bij de hoofdweg, in een
Katudorp is er een gemeenschapshall waar de vrouwen weven op een nog erg
primitieve manier. Ze proberen hun
producten te verkopen in die hall.
Binnen de kortst mogelijke tijd nadat we gestopt zijn komen alle vrouwen
te voorschijn en moet ik gaan kijken.
Twee vrouwen beginnen te weven.
Hierna is er nog Tad Pha
Souam, de laatste waterval langs het circuit.
Ondertussen zijn we in hoogte weer een eind gedaald en is het een stuk
warmer (erg vochtige warmte).
Net bij sluitingstijd gaan
we nog langs bij de Fair Trade coöperatie voor een expresso Arabica
koffie. Hier zie je mensen die vooruit
willen en die hun lot, met behulp van een buitenlandse organisatie, in eigen
handen nemen. Deze mensen zien er beter
uit, zijn verstandiger en verbeteren hun eigen leefomstandigheden en die van
hun kinderen. Het gaat stap voor stap,
hopelijk kunnen zij stand houden tegen de corruptie en de rijken die het land
verkopen ten gunste van zichzelf.
Van Bolaven is de terugkeer
via Pakxe, maar voor de stad is er een afslag richting zuiden. Weg 13 loopt nu dichter bij de Mekong.
De afstand vandaag is niet zo erg groot en er zijn 2 korte stops. De eerste is een aardenweg afslag richting
Mekong naar een ruïne in de jungle 4 km verder. In Oup
Moung heeft een Franse archeoloog een stuk steen van 11,6 x 0,75m gevonden met
een tekst in het Sanskriet. Die steen
bevindt zich in een voor ons onbekend museum.
Uit die tekst kan men
afleiden dat die geschreven is in 869 nC.
Dus vermoed men dat de ruïnes van die tijd afkomstig zijn, dus
hindoeïstisch.
Wat verder zuidelijk volgt er
een aardenweg richting binnenland. 2,5
km verder is er een dorp dat beschreven staat als beeldhouwersdorp Nong Buong.
Er zijn enkele hutten waar wat werken staan en op één plaats is een man bezig
met zijn beitel en hamer. Het hout
waarmee hij werkt is niet kwalitatief en hij maakt versierde spijlen voor een
afsluiting ergens bij een waterval. De
andere werken zien we verschillende malen terugkeren. Veel kunstenaars blijken hier niet te wonen.
Nog verder zuidelijk slaan we
de weg in naar Attapeu, dé plek van Laos waar zowel de malariamug als de
knokkelkoortsmug voorkomt. We rijden
niet zo ver, gelukkig want de weg is erg slecht en helemaal niet te berijden in
het regenseizoen.
Ban Kiatngong ligt bij het
beschutte natuurgebied, Xe Pian NPA. Men
kan er (moeilijker) trekkings maken met een gids, in het regenseizoen met een
kano varen in de moerassen, leren koken, met de lokale bevolking samen leven en
naar de Vat Phou Asa wandelen. Het is
nog altijd een raadsel wat de zuilen met platte stenen betekenen bij Vat Phou Asa of waarvoor ze
dienden en uit welke periode ze stammen.
Er zijn verschillende theorieën i.v.m. de zuilen die de top van een
heuvel omringen.
Een heel typische activiteit
hier is de bezoeken brengen per olifant.
Vroeger werden in dit gebied zeer veel olifanten gebruikt om te
werken. Dat is nu voltooid verleden
tijd. Vele olifanten zijn verkocht, maar
van de 1500 die er nog zouden zijn in Lao, zijn er hier geen honderd meer in
het ganse gebied. De mahouts proberen
nog aan de kost te komen via toerisme.
Net als we bij de lodge
toegekomen zijn, verstuik ik beide voeten.
Dus de enige oplossing is nu, de Vat Phou Asia én de jungle bezoeken per
olifant. Het eerste bezoek hadden we al
gepland.
Men kian de tochten boeken via de lodge,
en dan betaalt men 4x meer dn wanneer men dat rechtstreeks in het dorp
doet bij het infobureau. De tocht én de
olifanten zijn in beide gevallen dezelfde.
En met onze chauffeur is het gemakkelijk geregeld, de mensen hier spreken
immers geen Engels en wij geen Lao.
’s Morgens hebben we uit onze
kamer en terras een mooi zicht op de wetlands met vooral buffels en koereigers
Om 8u zijn we bij het
olifanten- en informatiecentrum. Bij de
opstapplaats heeft een olifant net een reeks voor hem/haar onverteerde resten
gedeponeerd.
We huren 2 olifanten zodat
ook de chauffeur en tegelijkertijd vertaler
mee kan.
Eerst stappen we door de
rijstvelden, eigendom van de eerste mahout.
Op een jaar produceert hij 150 tot 200 zakken rijst, elk van 50 kg. Daarmee heeft hij genoeg voor zijn familie om
een jaar rond te komen
Regelmatig moeten we door
water of modder, voor een olifant geen probleemHet grootste deel van de dag gaat de tocht door de
jungle. De olifant met Stephan is een
oud wijfje. De mahout stapt af en loopt naast , voor of achter het dier. Deze olifant luistert gewillig naar bevelen
Soms is het pad onbruikbaar omdat er een grote boomstam op
gevallen is, waar geen doorkomen aan is.
Als de boomstam lager ligt kan de olifant er over stappen. Op het bankje vlieg je dan heen en weer
De daguitstap telt iets meer dan 5u stappen en daarbij dan nog de
middagpauze. Een mooie jungletocht die
verassend relaxed is!