Reisverhaal «van het zuiden naar het noorden»
Costa Rica
|
Costa Rica
|
4 Reacties
16 Maart 2013
-
Laatste Aanpassing 17 Juni 2013
We blijven nog langs de Pacifische
kust om het noordelijk deel van de zuidelijke provincie te bezoeken en we houden halt in Uvita
Hier bevindt zich het Nationaal Park Marino
Balleno. Het is een nationaal park dat
vooral een gedeelte van de Pacifische Oceaan moet beschermen. Dit gebied bevat ook mangroven en er was-is
een koraalrif langs de kust. Maar door
allerlei menselijke activiteiten is dat koraalrif sterk aangetast. Het resterende deel wordt dus nu beter
beschermd. Dicht bij vijf stranden staan
er afsluitingen. De vijf stranden zijn
onderling niet verbonden. Ze worden
gescheiden van elkaar –en ook van de verdere kust- door gebergten die tot
in de zee komen. Maar dan nog moet er ’s nachts gepatrouilleerd worden. Net zoals in alle openbare plaatsen is het in
natuurgebieden verboden te roken.
Daarnaast is er een alcoholverbod in de parken.
Bij de opening van het park om 6u ’s morgens zijn we er al. Het is immers vandaag om 6u lage tij. Het strand, tussen het bos en de zee is nu
zeer groot. Maar bijna 7u later, bij
hoogtij, is er van het strand bijna niets meer over.
Bij lage tij kunnen we van het Uvita-strand via een zandbrug naar een eiland
voor de kust. Het is een rotsig eiland
en vrij laag. We lopen over de zandbrug,
links is er water, rechts is er water.
Rond het eilandje zijn er koraalriffen, maar door het troebele water is er
niets te zien. De troebelheid wordt
veroorzaakt door modder die met de golven steeds opnieuw wordt opgedwarreld.
Het is vandaag zondag. De Costaricanen
gaan dan naar het strand, of althans toch diegenen die niet te ver af
wonen. Op zaterdagavond is het iets
moeilijker om een overnachtingsplaats te vinden omdat er toch wel mensen zijn
die ‘aan zee’ overnachten. Het land
heeft echter zoveel kust – en bepaalde plaatsen zijn zozeer in trek – dat de
drukte hier onbestaande is.
Maandag rijden via het binnenland richting Cartago en San
Jose. Dicht bij het hoogste punt van de
route, hoger dan 3000m, is er een afslag naar San Gerardo de Dota.
Dit is een dorp bestaande uit meer hotels dan woonhuizen. Het bijzondere is dat in het gebied rond San
Gerardo de meest uitzonderlijke vogel van Costa Rica voorkomt, eigenlijk van
gans Centraal-Amerika. De quetzal zoals
hij in de Aztekentijd genoemd werd, was bijna met uitsterven bedreigd. Nu wordt hij in dit gebied beschermd. En Europa binnen komen met zelfs maar
letterlijk 1 pluim van deze vogel, zorgt voor problemen aan de grenzen.
De vogel komt in deze streek van nature voor omdat hij zich voedt met wilde
avocado’s. Ze slikken zo een avocado in
zijn geheel binnen en, omdat de pit niet door het spijsverteringskanaal kan, spuwen
ze die weer naar buiten.
De beste tijd om de vogel te kunnen zien is tussen januari en april, dan
broeden de vogels. Het koppel is monogaam voor het leven. Zij hebben
om het jaar slechts één of uitzonderlijk twee eitjes. Voor hun nest kiezen ze een boom met rottend
of met zacht hout. Met hun snavel maken
ze een gat in het hout tot ze een nest hebben.
En de beide vogels dragen zorg voor hun ei, overdag zit hij
te broeden en gaat zij eten, ’s nachts is dat omgekeerd. Maar eens het ei uitgebroed is, moet het mannetje alleen instaan voor het voeden van het jong. Dan trekt zij er onder uit!
Ik vraag in het dorp waar ik de vogel kan
zien en het meisje dat de bloemenwinkel opent houdt vertelt me waar er een nest
is. En er zouden nog wel andere mensen
staan kijken. Er staat een groep
ouderlingen (wie zegt het !) maar die zijn niet erg inschikkelijk iets te
vertellen. Maar als ik wat rondkijk zie ik het nest, want het mannetje zit erin en zijn 2 lange staatveren steken naar
buiten. Maar na 45’ zit hij nog steeds
in dezelfde houding en keren we terug naar de auto. Na ons middagmaal keren we terug en het nest
is verlaten. Maar na korte tijd zien we het mannetje op een tak zitten, nog meer dichtbij.
De quetzal is een pronkvogel, hij laat zich graag bekijken. Dus kunnen er fotoos gemaakt worden.
Ten tijde van de Azteken en de Maya's was de quetzal een heilige vogel. De oppergod, de gevederde slang, Quetzalcoatl,
heeft aan de vogel zijn naam gegeven of
omgekeerd. Het is zo dat quetzalli in de
Azteekse taal, "lange veer" betekent. Enkel de hoogste in hun hiërarchie en de
priesters droegen veren van deze mooie vogel. Elke andere Azteek die een pluim
van de quetzal had, moest dit met zijn leven bekopen. De Azteken gebruikten de staartveren van de
quetzal omdat die 60cm lang zijn.
de quetzal (
Pharomachrus mocinno) behoort tot de familie van de trogons
We rijden nadien tot San Jose, van waaruit we de volgende
dag richting noorden rijden.
Ook in San
Jose zijn er files, niet alleen tijdens de spits, maar gedurende de ganse
dag. Gelukkig zijn de meeste straten
enkelrichting. We rijden meer dan één
uur om de stad van oost naar west te doorkruisen.
We nemen de snelweg naar het noorden, nu ja, snelweg is het officiële
woord. Voor een belangrijk deel
is dit een ‘snelweg’ met één rijbaan in elke richting. Wanneer we een tijdje rijden staat plots het
ganse verkeer stil en komen er geen tegenliggers meer. Een ongeval!
Iedereen stapt uit de auto, ziekenwagen komen voorbijgevlogen,
politiewagens, takelwagens, een brandweerauto, een auto van het wegonderhoud en
dan de wagens van de verschillende betrokken verzekeringsmaatschappijen. In Costa Rica moet niet snel, snel alles
opgeruimd worden, nee, alle diensten
moeten uitvoerig hun vaststellingen komen doen.
Alles moet perfect blijven staan tot ook de verzekeringsmaatschappijen
eruit geraakt zijn hoe alles gebeurd is, wie zal betalen. En de mensen blijven wandelen en praten met
elkaar. Na meer dan 45 minuten komen
verkopers langs, niemand jaagt zich op.
Wij ook niet. Eindelijk na meer
dan een uur keren sommige ziekenwagens terug, nog eens wat later een takelwagen
met 2 wrakken, nog wat later de brandweer en politie, en uiteindelijk wordt er
weer gereden, eerst traag, dan sneller.
Wij zijn blijkbaar niet zo ver verwijderd van de plaats van het
onheil. En een heel eind verder zien we
de grote takelwagen met het wrak van een vrachtwagen.
Als je hier ergens op tijd wil zijn, moet er
wel een ruime tijdsmarge voorzien worden!
Nadien komen we op de Interamericana, de weg die van San Jose naar het noorden
gaat (en van Alaska tot Vuurland gaat). Het wegdek is niet van de beste kwaliteit,
maar gelukkig zijn er geen putten.
Eens voorbij San Jose wordt het landschap droger. Wat verder komen we in een soort meseta,
een minder bergachtig terrein met dor gras.
Tijdens het regenseizoen is de kleur natuurlijk groen! Dit is hét gebied in Costa Rica waar er aan
veeteelt gedaan wordt. Het vee dient
voor de export naar de V.S. en ook naar Europa.
Enkele km ten noorden van Cañas is er een opvangcentrum voor katachtigen. We bezoeken het centrum. De dieren die hier
verblijven hebben een ‘ondierlijk’
verleden gekend. Zo zit er een puma die,
toen hij 6 maanden oud was, gevonden is in een soort avontuurlijk
pretpark. De eigenaar ervan had verteld
dat de pumamoeder doodgeschoten was door een veehouder omdat ze een kalf had
gedood. Het jong werd dan maar in het
attractiepark gebruikt.
Andere katachtigen werden als huisdier
gehouden tot ze te gevaarlijk werden. En
er zijn ook wat papegaaien, die worden gevangen voor de verkoop. Ze zijn onderschept voor het zover kwam.
De dieren die het aankunnen worden na een tijd terug in de natuur
losgelaten. Maar sommige dieren hebben
nooit een vrij leven gekend, zij hebben dus niet het vermogen om zelfstandig te
overleven. Die dieren blijven in het centrum.
We rijden door tot Liberia. Hier is ook
een internationale luchthaven waar veel vluchten uit de verschillende steden
van de V.S. toekomen. Van hier uit
worden de Amerikanen in grote groepen
naar de verschillende kustplaatsen hier in het noorden gevoerd.
.Liberia is de hoofdstad van de grote noordwestelijke
provincie Guanacaste. Destad wordt ook wel
de ‘witte stad’ genoemd omdat vele huizen witgekalkt zijn.
Net zoals op andere plaatsen hebben de oudere, koloniale huizen enkel een gelijkvloers.
Hun muren zijn gemaakt uit koeienmest gemengd
met zand en nadien gekalkt . De mooiste
van die huizen staan in de hoofdstraat.
Verder in de stad staan en ook nieuwere gebouwen, gemaakt
uit beton. Alle Amerikaanse winkelketens
en fastfoodzaken vindt men hier terug, naast de Costaricaanse.
Het eerste nationaal park dat we hier bezoeken is Palo
Verde, letterlijk vertaald als ‘groene paal’
Hier is helemaal niet het weelderige groen van vele andere plaatsen in
Costa Rica. Guanacaste heeft als
vegetatie ‘tropische droogwouden’.
Tijdens het regenseizoen, dat hier een meer beperkte hoeveelheid neerslag
kent, dragen de bomen bladeren, maar de bossen hebben hier nooit het uitzicht
van de regenwouden. Op dit moment echter
zijn ze kaal, net zoals nu in België.
Waar er een rivier is, is er water en dragen de bomen al blaadjes. Natuurlijk zijn de planten die hier te vinden
zijn, veel meer droogteminnend dan deze uit de nevel- of regenwouden.
Dieren kunnen nu veel gemakkelijker gezien worden wegens de kaalheid van het
landschap, maar anderzijds is er geen voedsel voor hen en komen er minder voor.
Dit nationaal park ligt bij een grote rivier, die tijdens het regenseizoen
overstroomt in de naburige meersen. We
maken een wandeling die eindigt bij één van de meersen, die nu droog staan.
Nadien rijden we in het achterland van Liberia. Dit gebied is vrij vlak en er lopen veel
watervoerende kanalen door. Verrassend
is de lichtgroene kleur die we zien op sommige velden.
Hier wordt rijst geteeld. Sommige
van die velden staan nog onder water, bij andere is de rijst al in een verder
gevorderd groeistadium.
Daarnaast zijn er ook velden waar suikerriet geteeld wordt. Ook hier zien we verschillende stadia, gaande
van kleine planten tot rijp suikerriet dat geoogst wordt. Ook de suikerrietteelt vraagt veel water.
Niet ver van het nationaal park Palo Verde ligt het Biologische Reservaat Lomas
Barbudal. In vogelvlucht kortbij, maar
heel wat kilometers hobbelige, stenige, niet verharde weg. Dit gebied is heel wat kleiner en ligt bij
een bergrivier, dus er is meer bodemwater voorhanden wat ervoor zorgt dat er
wat meer groen te zien is. Ook hier
maken we een wandeling naar een kleine waterval.
Van onze standplaats Liberia is het Nationaal Park Rincon
de la Vieja niet zo ver (35 km). Rincon de la Vieja is een vulkaan, die op dit
moment niet mag beklommen worden. Er
heerst in het gebied teveel vulkanische activiteit! In 1998 was de laatste grote
uitbarsting.
We moeten echter helemaal niet naar de top gaan om vulkanische activiteiten te
kunnen zien. Bij een wandeling van een
drietal uur door het tropisch droogwoud op de helling gaan we bij verscheidene
vulkanische verschijnselen langs. In het
bos is het klimmen en dalen vooral door
en over boomwortels. Het pad is
duidelijk, er komen hier dagelijks groepen mensen.
Foto’s geven een beeld, maar de bijhorende geur is deze van
zwavel. De dampen zijn deze van
diwaterstofsulfide gas, voor niet-scheikundigen de geur van rotte eieren, hier in een doordringende vorm.
De temperatuur van deze gassen en de vloeistoffen is tussen 75° en 126°C. Onnodig te zeggen dat men achter de
afsluitingen moet blijven.
In dit gebied heeft men in een heet modderbad zelfs een
wiertje Euglena pailasensis terug gevonden.
Het werd naar het gebied hier (Pailas)vernoemd. Het overleeft tussen 38° en 98°C, met een
zuurtegraad tussen 2en 4.
De vulkanische warmte wordt in Costa Rica als groene energie
aangewend. Dit is de tweede vulkaan in
dit land die hiervoor gebruikt wordt. De
warmte wordt opgeslagen in water. Het hete water zorgt ervoor dat elektriciteit
kan geproduceerd worden. Deze centrale
is er één die 35 MW levert, niet zo erg veel, maar toch een bijdrage aan
milieuvriendelijke energie. Ter
vergelijking, de kleinste centrale in Doel levert 433 MW.
Op de terugweg komen we langs een duur hotel annex
manège. Om de gasten van wat vertier te
voorzien is er een ossenwagen zoals weleer.
Hier zijn heel veel Indische koeien te zien, ze zijn tegen extremere klimaatomstandigheden
bestand.
We rijden nu een stuk verder het noordelijke binnenland
in. Daarvoor moeten we over het
Guanacaste gebergte. Dat gebergte
bestaat uit vulkanen. De meest
noordelijke ervan in Costa Rica is de Rincon de la Vieja, die we reeds
bezochten. De volgende is de Miravalles
vulkaan. Hier heeft men ook een
geothermische elektriciteitscentrale op gebouwd, maar die levert 165 MW. Samen leveren de twee centrales dus 200 MW elektriciteit
voor Costa Rica.
De weg die wij volgen
loopt tussen de tweede en de derde vulkaan door. Bij ons vertrek zien we dat er donkere wolken
boven de bergen hangen. Een ja, eens we
een eindje op weg zijn, begint het te regenen.
Dat is hier blijkbaar normaal want de vegetatie wordt zienderogen
groener. Dan komen we weer in de nevel
terecht en vanaf hier groeien er weer epifyten op de bomen, planten die geen
wortels in de bodem hebben, maar leven van de luchtvochtigheid.
We zien op de kam van de berg waartoe de derde, uitgedoofde –althans op dit
moment- vulkaan behoort een lange rij windmolens staan. Vanaf de Pacifische Oceaan, hier in het
noorden, waait het een belangrijk deel van het jaar hard. Ook eolische energie levert een bijdrage tot
de groene energievoorziening in dit land.
De laatste 26 km van onze route is niet geasfalteerd en erg stenig. We zien hier eerst
ananasplantages. Op dit moment worden de vruchten geoogst. Verderop is er weinig tot geen
landbouw meer. We rijden naar de Nationale refuge Caño negro. Zo een
refuge als deze, is voor 40% van de staat en voor 60% in privé handen. Hierdoor staan er in het gebied koeien en
paarden te grazen en mag er gevist worden gedurende 10 maanden per jaar. Blijkbaar zijn er momenten dat er hier
toeristen komen enkel voor de visvangst.
Nu niet. Er zijn nu zo weinig
toeristen dat het hier een beetje struggle for live is om diegenen die toch
komen te kunnen inpalmen. Dit gebied
ligt nogal ver weg van alle andere toeristische trekpleisters en er komt geen
doorgaande weg lang.
De nationale refuge Caño negro is één van de
allerbelangrijkste plaatsen in het land voor vogels.
Vermits er (bijna) geen toeristen zijn, vinden we vlug een overnachtingsplaats.
Internet echter is nog niet tot hier
geraakt. We hebben een kamer op een
domein waarvan de eigenaar een kenner is van boomsoorten en vogels. Hij geeft heel wat uitleg, ook over oude
gebruiken en over zijn tuinbouwgewassen.
Hij heeft een boerderij met dieren .
Wegens zijn liefde en kennis voor de natuur, werkt hij samen met de
universiteit en zijn hier proefprojecten voor herbebossing. In zijn gebied is er ook een wandelpad dat
wij volgen. Hierdoor zien we enkele
vogelsoorten. Dagelijks voedert hij
vogels met een soort bananen, waardoor er in zijn tuin veel te zien zijn.
De voornaamste activiteit in de refuge Caño negro is een boottocht met een
goede gids om de vogels die in het waterrijke gebied leven te zien. Niet alleen vogels, maar ook krokodillen,
kaaimannen, zoetwaterschildpadden en leguanen
liggen naast de rivieren te zonnen.
De bootsman-gids is een zeer toegewijde en zelf erg geïnteresseerde
man. De tocht zou 2u duren, maar we zijn
bijna 3u onderweg. Zowel de gids als de man bij wie we de kamer huren zijn erg
geëngageerd om de bezoekers het mooie van hun gebied te leren kennen. Zo iets is altijd leuk om te ervaren.
We zien nog heel in de verte verschillende
vogelsoorten. Maar door het ondiepe
water kunnen we er niet bij komen.
Van hier keren we terug richting westen.