Reisverhaal «Caraïbische kust»
Costa Rica
|
Costa Rica
|
4 Reacties
05 April 2013
-
Laatste Aanpassing 17 Juni 2013
Deze week
bezoeken we het Caraïbische gebied.
Centraal langs deze kust ligt Puerto Limon. Noordelijk ervan gaat er geen enkele weg van
het binnenland naar de kust, en is er evenmin een kustweg. Dit omdat het gebied erg waterrijk is met rivieren,
meren en beken. Er ligt één dorp van
betekenis, Tortuguero. Het is bekend
voor de grote hoeveelheden zeeschildpadden die op de stranden hun eieren komen leggen.
Om in
Tortuguero te komen moet men met de boot.
Ofwel vanaf Pavona, in het binnenland, een boottocht op de rivier, ofwel
vanuit Moin, ten noorden van Puerto Limon, een boottocht op hat kanaal dat
evenwijdig met de kust loopt. Wij gaan
via Pavona.
Om daar te
komen rijden we vanaf Boca Tapada naar het zuiden, weer naar het noorden,
opnieuw zuidelijk en uiteindelijk nog eens noordelijk. In vogelvlucht ligt Pavona
niet zo ver verwijderd van Boca Tapada, onze vorige verblijfplaats. De tijd die nodig is om in Pavona te geraken
en nog de namiddagboot te halen, is te lang.
Daarom overnachten we in Cariari, het laatste grote dorp voor La
Pavona. We zien langs de weg verschillende
malen reclame voor cabinas, kamers, waar we meestal reeds gebruik van
maakten. We rijden het complex binnen en
tot onze verwondering zien we enkel garagepoorten (elektrische poorten). Dieper dan de garages blijken de kamers te
liggen. Zeer net en proper, blijkbaar
nog nieuw en ruim, maar vooral gebruikt door koppels die er enkele uren samen,
buiten het gezichtsveld van eender wie, willen verblijven. Maar ook passanten, zoals wij, zijn welkom en
de prijs valt goed mee. Er is in elke
kamer zelfs een kastje dat via een hoek van 90° uitgeeft op een deurtje in een
gang. Hier kan voedsel en drank geleverd
worden aan de gasten zonder dat de dienster de kamergebruikers kan zien! Wat een systeem!
We
vertrekken vroeg uit Cariari, het is nog een uurtje rijden en de eerste boot
(er zijn er slechts 3 per dag) vertrek ten laatste om 7u30. Deze boot vervangt de bus. Er worden ook wat waren opgestapeld van
straathandelaars die in Tortuguero hun goederen proberen te verkopen.
We hebben elk een valies mee, de rest blijft in de auto op een betalende en
bewaakte parking. De boottocht gaat over
een erg kronkelende, brede en ondiepe rivier, waar dan nog regelmatig dikke
takken en boomstronken een deel van de weg versperren. Onderweg zijn er nog
twee haltes, iemand die bijkomt en iemand die uitstapt. Het landschap langs de oevers is regenwoud,
met af en toe een kleine nederzetting.
De vaart duurt 75 minuten.
Tortuguero is een dorpje van ongeveer 1.800 inwoners. Het ligt op een landtong en heeft een
Caraîbische sfeer en bouwstijl. Op
enkele Caraïbische eilandjes van Colombia, waar we een paar jaar geleden waren,
was het soortgelijk.
Tortuguero
heeft nu een nationaalpark, volgens de gidsen het meest bezocht van het
land. Dit nationaal park is er om
zeeschildpadden te beschermen. Maar ooit
was het anders!
Tortuguero
betekent schildpadjager. De Groene
Zeeschildpad, ook Soepschildpad genaamd, kwam (en komt) hier aan land haar
eieren leggen. Tot een eind in de jaren
’50 van vorige eeuw werden zowel de schildpad als haar eieren geroofd. Bij de schildpad dreef men handel in het
pantser en in het vlees (het vet van de Groene Zeeschildpad is groen en werd
toegevoegd aan de soep om ze te kleuren, vandaar de naam). Ook de eieren waren een delicatesse en aan
het geheel werd veel geld verdiend. Hele
scheepsladingen gedode en verwerkte Groene Zeeschildpadden werd van hier
uitgevoerd naar de V.S. en naar Europa.
Tot begin de jaren 1950 de Groene Zeeschildpad bijna uitgestorven was en Anchie Carr
het Zeeschildpad Beschermingsgenootschap oprichtte. Hij deed veel
wetenschappelijk onderzoek, wat nu nog wordt verder gezet. Momenteel krijgt elke Groene Zeeschildpad,
die hier aan land komt, een zender opgebouwd zodat men haar kan blijven volgen.
Maar het probleem van uitroeiing is niet opgelost. Plastiek vervuiling, vervuiling van het
zeewater door pesticiden, vissersnetten waar de dieren hopeloos in verstrengeld
geraken en sterven, eieren die nog steeds geroofd worden, … enkele van de
beïnvloedende factoren die ervoor zorgen dat de Groene Zeeschildpad in
populatie niet toeneemt.
Naast de Groene Zeeschildpad komen ook ander zeeschildpadden hun eieren
afleggen op de stranden van Tortuguero.
De meeste zeeschildpadden komen hun eiren pas later in het jaar
afleggen. Nu, van maart tot mei, zijn
het de Lederschildpadden (Dermochelys coreacea) die ’s nachts aan land
komen. Lederschildpadden werden (en
worden) niet door de mens geconsumeerd.
Deze dieren voeden zich o.a. met een giftige kwal, waardoor hun vlees
niet voor consumptie bruikbaar is. Een
geluk voor deze dieren. Maar de
vervuiling van het zeewater en de vissersnetten zorgen er ook voor dat deze
soort in aantal vermindert. Zeeschildpadden
zijn van de oudste organismen op aarde die nu nog leven. Ze waren er reeds van voor de tijd van de
dinosauriërs.
Al deze info komen we te weten doordat er een klein museum is met een infofilm,
over de zeeschildpad.
Vroegen werd het gebied noordelijk van Tortuguero gebruikt om de vele
waardevolle bomen om te zagen en het hout te verkopen. Hiervoor echter moesten de boomstammen naar
Puerto Limon, de haven aan de Caraïbische kust, verscheept worden. De Oceaan echter is erg gevaarlijk door
stromingen en zeer hoge golven. Dus
heeft men van 1966 tot 1974 aan een kanaal gegraven, evenwijdig met de kust,
dat waterlopen en meren met elkaar verbond.
Via dit kanaal kan men vanaf Moin nog steeds naar Tortuguero varen. Nu is het ganse noordoostelijke gebied tot
aan de grens met Nicaragua beschermd in
een nationaal park. Houtkap is er
verboden (maar gaat illegaal toch nog steeds, zij het verminderd, door). Het kanaal wordt nu enkel voor toerisme
gebruikt en bijna niet meer voor transport.
La Pavona ligt immers dichter bij.
Tortuguero ligt op een landtong tussen deCaraïbische Zee (Atlantische Oceaan)
en het kanaal van Tortuguero.
’s Avonds
gaan we met een gids naar het strand waar de Lederschildpad haar eieren komt afleggen. Het strand ligt in het natuurgebied en het
aantal mensen dat per avond, én met een gids, aanwezig mag zijn, is
beperkt. Er mag geen zaklamp en evenmin
een fototoestel meegenomen worden. Als
de dieren verschrikt worden door licht, lopen ze terug naar de zee, en komen de
eieren in zee terecht. Die worden dan
opgegeten door roofdieren of ze gaan kapot.
De
zeeschildpadden hebben geen poten maar wel vinnen. De wijfjes sluipen over het zand
met hun vinachtige poten. Dat
gaat aan een vlug tempo. Op een veilige
plaats, waar geen golven meer komen, graven ze met hun achterpoten een holte in
de grond. Daar leggen ze tot honderd
eieren in.
Na 60 dagen
breken de eieren open doordat de schildpadjes met hun ‘eitand’, een verharding
op hun kop, tegen de schaal kloppen, en komen de kleine schildpadjes vrij, nog
steeds in het hol. Afhankelijk van de
temperatuur van het zand rond het hol, zullen de dieren van een verschillend
geslacht zijn. Hoe warmer, hoe meer
wijfjes.
Als alle
schildpadjes boven in het hol zijn, stopt de activiteit en wachten ze tot de
lagere temperatuur ’s ochtends. En dan
komen ze snel uit het hol en lopen naar
de zee over het strand.
De jongen
van een Lederschildpad zwemmen nu zes dagen achtereen. De energie daarvoor hebben ze van hun
dooier. Ook in de zee zijn ze erg
kwetsbaar.
Het eigenaardige is dat de jongen hun weg schijnen te weten. Ook als ze later ooit terug aan land komen om
hun eieren te leggen, komen ze weer naar dezelfde plaats terug waar ze geboren
zijn.
De Groene
Zeeschildpad, die door een zender kan gevolgd worden, legt heel wat afstand af.
De
Lederschildpad, eens volwassen, komt om de twee jaar terug naar haar geboortestrand
en legt daar 7 nesten met eieren. Na de
leg vertrekt ze terug naar de open oceaan, naar haar jongen kijkt ze niet meer
om (dit geldt voor alle zeeschildpadden).
De andere soorten zeeschildpadden
kruipen hoger het strand op eens ze aan land komen. Ze leggen hun eieren in het absoluut droge
zand. De Lederschildpad echter is zo
groot een zo zwaar dat ze slechts een paar meter op het strand komt en haar
eieren legt in zand dat dikwijls bij
hoogtij onder water staat. Maar dat is
blijkbaar geen probleem.
De
avondwandeling is enkel toegelaten mét
een gids en na het kopen van een ticket.
De gids krijgt een uur waarop hij met zijn klanten op het strand
mag. We vertrekken pas om 20u, het is al
erg donker. Eens op het strand mag er
geen zaklamp of andere verlichting meer gebruikt worden. Enkel de gids draagt een roodgekleurde lamp
mee. Dat is voldoende om obstakels op
het strand te zien. En eerlijk gezegd,
dat zijn er heel wat. Vooreerst liggen
er heel wat boomstammen of stukken ervan, maar verder heel veel menselijke
rommel en dan vooral flessen in
plastiek. Die hoeveelheid obstakels is
zo groot dat geen enkel schildpad er door geraakt. We wandelen tot de plaats waar bezoek is
toegelaten. Maar geen Lederschildpad te
zien. Vermits er blijkbaar weinig
Lederschildpadden zijn, gebeurt het maar sporadisch dat ze op dit stuk strand
hun eieren komen afleggen.
De gids
vertelt dat tijdens het seizoen van de eierlegging van de Groene Zeeschildpad,
er zoveel mensen komen kijken, ze niet op het strand mogen, zelfs niet met een
gids. Het aantal mensen (maximaal 200) wordt verdeeld in groepen en ze
moeten wachten op overdekte plaatsen in het bos. Die plaatsen liggen op enkele tientallen
meter van het strand. Tegelijkertijd
lopen op het strand gidsen rond, mooi verdeeld per gebied. Als in een bepaald gebied één of meer Groene
Zeeschildpadden aan land komen om hun eieren te leggen, wordt de schuilplaats
opgebeld en mogen de mensen muisstil en zonder licht en in begeleiding even
naar het strand. In die periode is de
kans op het zien van een zeeschildpad wel veel groter dan nu.
Na onze
strandwandeling van meer dan 1,5u gaan we ook via het bos terug. Omdat alle gidsen die op het strand zijn,
elkaar opbellen, weten we dat er deze avond in dit gebied geen Lederschildpad
aan land is gekomen.
Voor de
volgende ochtend hebben we een boottocht door het waterrijke gebied van het
nationaal park besteld. De gids weet
dat we heel wat van de natuur willen zien.
We starten om 6u.
’s Morgens is het bij het betaalkantoortje van de parkwachters van het
Nationaal Park Tortuguero erg druk. De
meeste boten is met mensen uit verschillende lodges. Die verkopen transport en verblijf + alle
excursies en voedsel in één pakket. De
bootjes met slechts enkele mensen zijn meestal gidsen uit het dorp met mensen
die in het dorp overnachten en die of via hun verblijfplaats of zelf hun
uitstappen regelen.
Tijdens de
namiddag maken we nog een boottocht en een wandeling in het Nationaal
Park. Het is hem nu vooral te doen om
kikkers die overdag actief zijn, te zien.
en dan is er nog de Broodvruchtboom
(Artocarpus communis). De rijpe vruchten
worden geschild en in frieten of chipsvorm gesneden. Gefrituurd smaken ze zeer lekker (we aten ze
ooit op Isla San Andres, een eiland van Colombië in het Caraïbisch gebied). De vrucht die we uit het park meebrengen wordt
in het hotel voor ons gedeeltelijk verwerkt en gefrituurd. Erg lekker!
Via La
Pavona keren we terug naar het zuiden en dan verder Puerto Limon. Dit is dé havenstad van het land en ligt aan
de Atlantische Oceaan (Caraïbische Zee).
Het is een grote haven (natuurlijk helemaal niet te vergelijken met
Antwerpen of Gent) en dat merken we aan de
hoeveelheid vrachtwagens op de weg.
Vanaf ongeveer 20 km voor Puerto Limon liggen de containerbedrijven
gewoon langs de weg. Ook de trekkers
staan gewoon langs de weg. Het speciale
hier is dat de containers opgestapeld staan in de jungle, tussen hogere
vegetatie.
Er staan
massa’s containers en koelcontainers opgestapeld, werkloos. De firma’s zijn dezelfde als deze die we in
Vlaanderen zien.
Twee grote
containerbedrijven die hier opvallen zijn deze van Dole, die vers fruit
uitvoeren naar de V.S., en Chiquita, die naar overal ter wereld exporteren.
In het ganse Caraïbische gebied zien we enorme ‘bananeros’, bananenplantages
van Chiquita. Dit bedrijf veroorzaakt
enorme milieuproblemen en dus ook gezondheidsproblemen. Uitleg hierover vinden we in onze reisgidsen
en horen we ook later.
De haven
zelf zien we niet, want we slaan voordien af richting zuiden. Langs het Caraïbisch gebied is er 1 weg
richting Panama. Het is immers zo dat
het binnenland hier een gebergte bevat met vele toppen boven 3.000m. Hier komen geen actieve vulkanen voor. Dit gebergte is het Talamanca gebergte. Het meest zuidelijke gebied hier, tegen de
grens van Panama, noemt de Talamanca provincie.
We houden
halt in Cahuita, een dorp waar het relatief veilig is. Puerto Limon (stad) en Puerto Viejo da
Talamanca (dorp) worden in de reisgidsen als onveilig beschouwd, wat betreft
drugsproblemen, prostitutie en diefstal.
Cahuita ligt ook gunstig voor wat we willen bezoeken.
Hier in dit
dorp, en bij uitbreiding in het Caraïbische gebied van Costa Rica, is de sfeer
en de bevolking verschillend van de rest van het land. Hier zijn ooit, bij de bouw van de spoorlijn,
zwarte slaven uit Jamaica en Creoolse mensen
uit de Caraïben aangetrokken. De
huidskleur hier van zwart over allerlei
tinten bruin naar blank. Rijkdom is hier
slechts beperkt te vinden, sommigen echter stralen hun overvloed aan geld
uit. Hier is immers een belangrijk
drugsgebied (verkoop, niet de teelt) ( er is eveneens een druggebied aan de noordelijke Pacifische kust).
Een eerste
bezoek hier is het Jaguar Rescue Center,
een plaats die waarschijnlijk
ooit gestart is met de opvang van een jaguar in nood, maar nu uitgebreid is tot
allerlei dieren in nood. Nu is er geen jaguar
meer. Het domein is niet erg groot en is
in 2008 gesticht door een koppel Spanjaarden.
Hier worden dieren uit de omgeving opgevangen die ergens noodopvang
nodig hebben. Er is twee maal per dag
een geleide rondleiding door vrijwilligers.
Ook de mensen die hier meewerken zijn vrijwilligers (Amerikanen,
Spanjaarden, Duitsers, …). Het gebied
wordt zeer goed gerund, telt veel vrijwilligers en ook veel bezoekers. Rondleidingen worden, zoals op elke
toeristische plek, zowel in het Engels als in het Spaans gegeven.
en hier is de kikker gewekt en dus te zien. Het is een boomkikker.
In tegenstelling tussen hun soortgenoten die langs de Pacifische zijde van het
land leven, is de zijflank van deze kikker valer van kleur en zijn de strepen
minder opvallend
Tijdens de namiddag bezoeken we, ten noorden van Cahuita, het opvanggebied voor luiaards. Luiaards leven in de bomen, en komen slechts eens in de week op de grond om hun behoeften te doen. De dieren zijn vrij traag en veranderen om de paar dagen van boom. Hierbij gebeurt het nogal eens dat ze geëlektrocuteerd worden door hoogspanningsleidingen. Deze dieren vallen dan naar beneden. Jongen worden ook soms verlaten door de moeder, of de moeder sterft om één of andere reden en de jongen blijven als wees achter. Er zijn hier ook volwassen dieren. 80% van de dieren die hier komen worden na een tijd terug in de natuur vrij gelaten. De overigen zijn gekwetst en kunnen niet meer zelfstandig leven. Zij krijgen een band met de mensen die hier werken en zijn , voor zover we dat zien, vrij lief met hun bewakers.In dit gebied hebben we eerst een uurtje kanotocht op de rivieren. Daarna bezoeken we de dieren die hier levenslang blijven en daarna de baby-opvangplaats. Dieren die terug in de natuur worden uitgezet worden zo weinig mogelijk aangetrokken door hun verzorgers en moeten hun dierlijk instinct behouden.
In het ganse
Caraïbische gebied zijn er enorme bananenplantages. Hier zijn ze erg uitgestrekt.
een bananenplantage
De plantages
hebben kleine vliegtuigen om dagelijks allerlei pesticiden te sproeien vanuit
de lucht.
een sproeiend vliegtuigje
We spreken
met enkele mensen uit deze streek. De
bananenplantages zijn een noodzakelijk kwaad.
Enerzijds zorgen ze voor veel werkgelegenheid in de streek.
Anderzijds veroorzaken ze veel milieu- en gezondheidsproblemen.
Chiquita is, na Dole, het tweede
grootste bedrijf in de fruitsector ter wereld. Daarnaast is ook nog Delmonte actief. In het Caraïbische gebied van Costa Rica
hebben deze bedrijven heel wat land ontbost voor de aanleg van de
bananenplantages. Het betreft tropisch regenwoud met zijn
bijhorende fauna. Daarbij zijn ze ook
actief in Panama, Nicaragua, Honduras, Guatemala.
Heel wat
mensen worden hier te werk gesteld en, in tegenstelling tot andere bedrijven in
het land, is het grootste deel van de banananarbeiders gesyndikeerd. Hierdoor hebben de arbeiders een tiental jaar
geleden betere voorwaarden wat betreft loon en sociale voordelen kunnen
bekomen.
Met
vliegtuigjes en helicopters worden dagelijks pesticiden gesproeid. Daarnaast worden ook via de grond allerlei
chemische stoffen toegevoegd. Het is
immers zo dat de bananen door heel wat lagere en hogere diersoorten en door
schimmels aangetast worden. De bananen
worden bovendien bedekt met plastiek zakken die geïmpregneerd zijn met
pesticiden.
Pesticiden
is het verzamelwoord voor groepen chemische stoffen tegen levende
organismen.
Na de pluk worden de bananentrossen gewassen met detergenten
en weer behandeld met schimmelwerende middelen.
Daarvoor zijn grote volumes water nodig.
Door de vele regen komen ook al deze sproeimiddelen terecht in het
grondwater en uiteindelijk in de rivieren.
Deze
hoeveelheid pesticiden die via de lucht verspreid worden beïnvloeden de
gezondheid van iedereen die in deze streek woont. De lokaal toegevoegde producten treffen
vooral de landarbeiders. Deze producten
werken in op de huid en de ogen, de ademhaling, de bloedsomloop, zijn
kankerverwekkend of neurotoxisch, giftig voor het zenuwstelsel (http://www.cosibah.org/mal_efecto_de_los_palguicidas_en_plantaciones_bananeras.pdf)
Dit alles
heeft als resultaat dat het gezondheidspeil in het Caraïbische gebied duidelijk lager ligt dan ergens anders in het
land.
In Costa
Rica worden ook biobananen geteeld. Hun hoeveelheid is echter erg klein. Er zijn ook ecobananen. Dit woord houdt enkel in dat dezelfde
producten gebruikt worden, maar dat ze niet via de lucht gesproeid worden.
ATEC is een
organisatie in het zuidelijk Caraïbengebied (ook Talamanca genoemd) die
gesticht is door de leden van de lokale gemeenschap, Afro-Caraïbiërs, Bribri-indianen en
nakomelingen van de Spanjaarden. De
bedoeling is dat de mensen hier hun natuur en cultuur kunnen delen met
toeristen op een verantwoorde manier.
Eris lokaal een groep mensen opgeleid tot gids. Hun verplaatsingen gebeuren te voet of per
paard. De kostprijs van een excursie met
deze organisatie gaat voor 90% naar het inkomen van de gidsen.
Wij maken
een ochtendwandeling met de bedoeling
wat meer van de lokale flora en fauna te leren kennen en ook wat informatie te krijgen over de
cultuur. De gids kent heel wat over het gebruik van de planten
en ook over de visie van de indianen op de natuur. Die theorie is mooi, alles moet leven in
harmonie. De praktijk echter is wel anders (zoals bij vele theorieën).
de Aardbeikikker met zijn gekleurde poten komt hier niet voor. Er is echter wel een kleine, helemaal rode, kikker die niet giftig zou zijn.
Wat betreft dat gif, de Aardbeikikker is op zichzelf niet giftig, maar door
zijn voedsel, scheidt hij een giftige stof af op zijn lichaam. Geeft men de Aardbeikikker ander voedsel, dan
is die gifstof op zijn lichaam afwezig
Op de
terugweg komen we langs het KéköLdi gebied.
Hier wonen nog wat Bribri-indianen.
Men kan in hun gebied wandelen en aan andere activiteiten
deelnemen. Men moet hiervoor steeds
beroep doen op een ATEC gids (een indiaan in dit geval). De wandelingen zijn nogal zwaar, wij bezoeken
enkel de leguanenboerderij. Leguanen
werden (en worden nog steeds) gevangen om gegeten te worden. Het zou een verfijnde smaak hebben van
kip. Vooral wijfjes met eieren in zich
zijn erg gegeerd. Deze boerderij kweek
echter de groene leguaan niet om te verkopen of om te verorberen. Zij zetten de dieren terug uit in de natuur
omdat de soort met uitsterven bedreigd is.
een jonge groene leguaan (Iguana iguana)
Verder is
er ook nog de Tree of Wildlife Rescue
center and botanical garden, een hele mond vol.
Het centrum is 3 jaar geleden door een Nederlandse gesticht. Er is een plantentuin waarbij bomen en
planten met een bordje benoemd worden.
Verder is er ook een noodopvang voor wilde dieren . Hun aantal is beperkt.