Reisverhaal «11. El Norte chico tot Santiago»

Argentinië en Chile | Chili | 0 Reacties 14 Mei 2012 - Laatste Aanpassing 05 Juni 2012

El Norte chico is de overgangsstreek tussen enerzijds de droge Atacamawoestijn, en anderzijds het vochtiger centraal gedeelte.  Eigenlijk ziet deze streek er nog zeer woestijnachtig uit, maar er zijn zeer vruchtbare valleien waar men aan land- en tuinbouw kan doen.   
Afdalend vanaf de helling van het hoogplateau van de Atacama richting oceaan, zien we de wolken eerst hangen, dan rijden we erdoor en uiteindelijk zijn we onder die wolken.  Dat beeld kennen we van België, een grijze lucht.  Eén verschil, hier regent dat niet uit. We rijden langs Taltal richting Ruta 5 en die volgen we tot de afslag naar het nationaal Park Pan de Azucar.  Dit suikerbroodbeeld slaat op het kleine eilandje voor de kust waar er als het ware een perfect bergje op staat, bestrooid met (i.p.v. poedersuiker) witte uitwerpselen van vogels.  
We kamperen in het park bij de oceaan op een van de vier campings.  In de vissershaven winnen we info in over de mogelijkheid om een bootje (met visser) te huren om rond het eilandje op 2 km voor de kust te varen.  Hierbij bestaat de mogelijkheid om Humboltpinguïns ( genoemd naar de Humboldstroom die langs de Pacifische Chileense kust stroomt) en nog een soort kormoranen te zien.  Omdat de vogels overdag weg zijn op zoek naar voedsel moet dit bij opkomende zon of maan gebeuren.  De prijs per boot is hoog omdat we maar met 2 personen zouden varen, dus afgeblazen.  
In het park zijn er verschillende wandelingen mogelijk, telkens is de flora anders omdat het microklimaat telkens verschilt.  Hier komen een 20-tal verschillende cactusachtigen voor, maar sommigen in zo een klein aantal en op een zo afgelegen plaats dat de kans om ze te vinden zeer klein is.  We maken in de late namiddag een wandelingetje langs de weg naar de mirador en de volgende ochtend één in het zuidelijk deel van het park.  Dit gebied is nog steeds woestijn, maar door de verneveling van het zeewater is er toch vegetatie mogelijk.  Het is een bijzonder zicht die woestijnvegetatie.  Hier en daar staan ook planten, zelfs cactussen, in bloei.  We genieten ervan. 
De volgende dag rijden we langs de Ruta 5 slechts een (relatief) klein stukje tot Caldera.  Omdat op maandag musea gesloten zijn, overnachten we in het gebied van Bahia Inglès, daar is een camping.  Hier zouden de mooiste stranden van het land zijn!  We vertrekken vrij vroeg en rijden naar Copiapo.  Ruta 5 wordt voor Caldera snelweg.  Tussen Caldera en Copiapo is de eerste betaling.  
In Copiapo staan 2 musea op het programma.  Het eerste is het Museo Regional de Atacama, waar verschillende vondsten en voorwerpen uit de streek tentoongesteld worden.  Maar het voornaamste  waar het museum nu om draait, en dat wisten we niet voordien, is het ongeluk dat gebeurde in 2011 in een kopermijn hier in de buurt waarbij uiteindelijk de 33 mijnwerkers na meer dan 2 maand bevrijd zijn.  De capsule waarmee ze via een nieuw gemaakte schacht naar boven gebracht zijn, staat op het binnenplein van dit museum.  Bij de mijn zelf is er op dit moment nog niets, er zou volgend jaar een gedenkplaat of iets anders worden geplaatst.  De geschiedenis van een jaar geleden wordt weer opgefrist!  
Er is hier ook een overzicht van het belang van de mijnbouw in Chili.  We lezen er dat voor een aantal mineralen Chili op de eerste plaats staat op de wereldranglijst.  Ze zijn bvb. wereldleverancier voor renium, een element dat ik even moet opzoeken.  Blijkt dat dit uiterst zeldzaam voorkomt, maar voor  meer dan 95% van de wereldvoorraden zit in Chili.  Het zit voor beduidend minder dan 0,1% in molybdeenertsen en kost zeer veel om het metaal vrij te stellen.  Na wolfraam en koolstof heeft het hoogste smeltpunt en het kookpunt van renium is het allerhoogste.  Dus interessante eigenschappen, maar zeer, zeer duur.
Er is ook het mineralogisch museum.  Na al de stenen die we in onze studententijd met naam en formule en soort kristallisatie hebben moeten instuderen, bezoeken we meestal geen mineralogisch musea meer.  Maar door de zeer vele mijnen die we hier in Chili reeds gezien hebben, zijn we toch geïnteresseerd om een overzicht te hebben.  We zouden liever ook zien dat de vindplaats op een kaart wordt aangeduid.  Chili is een land met zeer veel mineralen.  
We volgen Ruta 5 verder naar het zuiden en slaan af in Vallenar.  Er is een camping, Verbena, 16 km verder richting Alto del Carmen.   De dag nadien rijden we de vruchtbare vallei verder stroomopwaarts.  Er is een stuwdam voor de irrigatie, maar het waterpeil staat bedroevend laag.  Vermits het ook hier niet regent moet al het water van de Andes komen.  Stroomopwaarts wordt er bovendien ook door de mijn(en) water verbruikt.  Het is zo dat vele mijnen in de Andes of in het binnenland van Chili liggen. Het erts wordt vanuit  een haven die speciaal door die mijn gebouwd is, vervoerd.  Om het al dan niet gezuiverde erts of metaal van de mijn naar de haven te vervoeren wordt er geen gebruik gemaakt van vrachtwagens.  Nee, men heeft een grote pijplijn gebouwd, een mineroducto, die vele tientallen km lang is.  Ze heeft een vrij grote diameter en loopt tot in de haven zodat  het erts of het metaal direct in het schip kan gestouwd worden.  mooi zo, zou je denken, geen milieuvervuiling door die vrachtwagens.  Maar om het metaal of het erts door die pijplijn te vervoeren, wordt dit met een continu groot volume water erdoor gestuwd. Dus het water van de gletsjers komt niet tot de stuwmeren, het wordt vooraf naar de mijn afgevoerd.  Hierdoor is de hoeveelheid water nodig voor menselijke consumptie en voor de landbouw beperkt.  en blijkbaar is het al meer dan een jaar geleden dat er nog regen, en in de bergen voldoende sneeuw, gevallen is.  De mijn blijft eerste afnemer, de rest moet met het overschot (of het tekort) zien rond te komen!  En blijkbaar reageert de lokale bevolking te beperkt, maar zelfs actiegroepen worden niet gehoord.  
De baan kronkelt erg de ganse weg.  Bij het dorp Alto del Carmen komen 2 valleien samen.  We bezoeken eerst het centrum, er is een toeristische dienst en een kleine markt.  Er is hier een soort coöperatie van indiaanse vrouwen die wat handenarbeid verkopen en er worden ook kleine platte broodjes gemaakt, ze smaken zeer lekker.                                                                            
Verder in de zeer vruchtbare Valle del Carmen is er vooral suikerriet, druiven, vijgen en citrusvruchten langs de riviervlakte. De hellingen zijn begroeid met weer een andere cactussoort.  
Hier zijn ook 2 bedrijven die pisco maken, maar geen van beiden is te bezoeken.  We stoppen nog even in San Felix, een klein gehucht van Alto del Carmen, dat in het totaal meer dan 50 gehuchten telt met samen 5000 bewoners.  
We keren terug en houden in Alto del Carmen halt op de Plaza om de gekochte broodjes soldaat te maken.  De vrouw die het plein opkuist na de markt houdt graag een praatje met toeristen.  Ze is enerzijds wat nieuwsgierig en vertelt anderzijds wat over haar leven.  Ze woont hier zeer graag, het is een rustig leven, en zegt ze, het moet wel erg duur zijn en vervelend als je een jas, een muts, een sjaal en handschoenen en warme kledij moet kopen omdat je in een koud en regenrijk land woont.   
Daarna slaan we de tweede vallei in, Valle El Transito.  Hier zien we vooral zeer veel duiventeelt dat blijkbaar behoort tot één bedrijf.  De teelt gaat integraal naar de US als tafeldruif.  Ook hier is de vallei zeer vruchtbaar.  Nadat de asfalt over gaat naar een “door zout geconsolideerd wegdek” is er een eind verder een zijweg in de Quebrada de Pinte.  
De rotsen moeten hier zeer veel verschillende mineralen bevatten, ze zijn heel erg kleurrijk.  Na een goede 5 km is de weg gedaan en gaat over in een wandelpad.  Hier ligt nog een gehucht Pinte.   We komen de man tegen die de refugio open houdt voor de wandelaars langs de Sendero de Chili, een wandelweg die uiteindelijk het land van noord naar zuid moet doorlopen.  
Hij opent voor ons het museumpje waar heel wat fossielen tentoon gesteld zijn.  Het zijn fossielen van zeeorganismen uit het Trias en ze zijn te vinden in de Quebrada de Pinte (je mag ze zelf niet gaan losmaken uit het gesteente).  In het museumpje zijn er nog enkele lokale voorwerpen verzameld en de man vertelt graag als we vragen stellen. 
In dit gehucht wonen slechts 20 oudere mensen.  Hij gaat met ons rond op de Plaza waar citrusbomen staan en ook grote avocadobomen.  Er staat een klein kerkje bij, helemaal uit hout.  Hier regent het uiterst zelden, er stroomt geen rivier door de kloof, al het water is hier grondwater.  Maar ja het verbruik van 20 oudere mensen is al erg beperkt.  Ook hij woont hier zeer graag, het is een rustig leven.  Een aangename en leerrijke ontmoeting.                                                                                                                
We keren terug naar dezelfde camping, al bij al was deze kleine uitstap toch bijna 200 km lang.   Op de camping praten we nog even met een man die we hier gisteren en vandaag in kokskledij zien rondlopen.  Hij doet de catering voor de middagmalen in een lokale kopermijn.  
Overal zijn hier mijnen met hun voor- en nadelen.  Heel het woestijngebied in noord-Chili zit vol mijnen.  Dit zorgt enerzijds voor werkgelegenheid, anderzijds ook voor sociale en vooral milieuproblemen.  Gans op het einde van de tweede vallei, die we vandaag aandeden, bij de grens met Argentinië, is er een project voor de uitbating van een goudmijn, Pascua Lama.  Een Canadees goudbedrijf heeft de goedkeuring gekregen, maar overal zien we hier een Nee aan het project, enerzijds omwille van het waterverbruik, anderzijds omwille van de gifstoffen die men gebruikt om het goud vrij te stellen uit zijn erts.  Of de mijn nu al operationeel is weten we niet, er is wel al een andere goudmijn in bedrijf.  Ik lees bij verschillende bronnen (maar ze zijn misschien allemaal van dezelfde moederbron afkomstig) dat er o.a. een zeer groot waterverbruik zou zijn, water dat zeer noodzakelijk is voor mens en landbouw.  Anderzijds is er het cyanideprobleem.  Er wordt cyanide gebruikt om het goud vrij te stellen, maar dat cyanide komt weer vrij en vormt een zeer giftig milieuprobleem.  Het bedrijf dat de Pascua Lama mijn gaat exploiteren geeft reeds compensaties aan de bevolking, o.a. zien we een schoolbus door hen geschonken.  
Het is in gans noord-Chili een moeilijk evenwicht tussen economische belangen (van privé bedrijven), werkgelegenheid, milieuproblemen, veiligheid, … .  
Het regent hier zelden in Vallenar,  maar toch is ’s morgens alles zeer vochtig en de tent is alsof ze in de regen heeft gestaan.  Op de camping staan we op gras en dit zorgt samen met de luchtvochtigheid voor dit regeneffect.   
Via Vallenar gaan we weer de Ruta 5 richting zuiden.  Hier is de weg nog geen snelweg.  Hij loopt door de bergen en dat is duurder en moeilijker op de weg te verdubbelen.  We stijgen van een goede 500 m hoogte tot iets meer dan 1200m.  Links , wat verder weg, zien we op 2 bergen de gebouwen van de telescopen staan.  Een van beiden is ook van het ESO,  er zouden 14 kleinere telescopen staan en een reflector.  Ze zijn ouder dan deze die we bezochten op de Cerro Parenal.  Vermits het bezoek aan deze telescopen een soortgelijke uitleg opleveren, zullen we deze niet bezoeken.  Er staan hier meer zuidelijk nog een aantal spiegeltelescopen.  Slechts 2 ervan zijn gericht op publiek dat ook wenst te kijken.  Maar dat is voor een van de volgende dagen.  Pas voorbij Higuera begint de afdaling naar de kust via de Cuesta Buenos Aires.  De ganse weg zien we nog een ander soort cactus met verschrikkelijk lange stekels en bij velen  ook met rode bloemen.  We zien er uiteindelijk toch enkele die dicht genoeg bij de weg staan om er een foto van te nemen. 
De afdaling naar de kust is mooi, er zijn wat dorpjes en uiteindelijk, na een goede 150 km is La Serena te zien.  We rijden eerst naar een camping ten zuiden van de stad om de tent op te zetten zodat ze kan drogen.  Daarna volgt een bezoek aan de tweede oudste stad van Chili.  Er staan enkele mooie koloniale gebouwen in de buurt van het centrale plein.  Er is hier ook een archeologisch museum dat we bezoeken.  Hier zijn een aantal voorwerpen uit de geschiedenis van de regio tentoongesteld.  Er is telkens ook een foto met de vindplaats, hoe de voorwerpen daar  gevonden werden. Belangrijk in dit museum is de keramiek van de Diaguita, een cultuur die hier van ongeveer het jaar 1000 tot en met de Incatijd aanwezig was.  Heel wat van de lage kommen en potten hebben de uitbeelding van een gelaat.  De kleur is steeds wit en rood.  Verder is er ook een zaal over Paaseiland.  Er is één groot beeld en enkele kleiner uit steen.  Het mooiste zijn wel een collectie houten beeldjes, heel bijzonder.  Ze zijn geschonken door een persoon die ze op een of andere manier had verzameld.  Paaseiland behoort tot Chili, maar de bewoners zijn Polynesiërs. 
Met hetzelfde toegangsticket kunnen we ook nog een museum van de streek bezoeken, een deel gaat over de ex-president Videla en er zijn een aantal schilderijen.  Wat vooral mooi is, is het koloniaal gebouw. 
p de camping staat er een reeks tentjes afkomstig van geologiestudenten van de universiteit van Conception.  In hun laatste jaar bezoeken ze diverse geologische faculteiten van het land om er de specifieke aardkunde van de streek beter te bestuderen.  Ze zijn met een busje en hebben enkele proffen en een kok mee.  Stilaan krijgen we de indruk, na diverse gesprekken, dat iedereen waar hij ook studeert of werkt, op zijn minst de maaltijden krijgt die tijdens het verloop van de dag in de school of op het werk genoten worden.  De volgende dag trekken we richting oosten, een weg die ook over de grens gaat op meer dan 4700m via een ripioweg.  Maar die is enkel in de 3 zomermaanden open.  Dus de weg is afgesloten vanaf het laatste bewoonde huis.  We stoppen in Vicuña, het grootste dorp in deze Elqui vallei.  De vallei is zeer vruchtbaar, er zijn grote oppervlakten papayateelt, ook weer veel druiven, deels tafeldruiven, deels voor rozijnen, deel voor de Pisco.  In Vicuña horen we dat er 3 campings in de buurt zijn en we schrijven ons ook in om op zaterdagavond de stadstelescoop van Mamalluca te bezoeken.  Dan gaan we verder en net voorbij het dorp Rivadavia slaan we de Valle de Rio Claro in.  Het is een zeer mooie, zeer vruchtbare vallei.  Er worden vooral druiven geteeld,  maar er zijn ook heel veel bloemen.  De dorpjes zijn verzorgder en waar het mogelijk is gaat de teelt tot op de hellingen.  Sommige druivenvelden zijn al gesnoeid, maar de meeste hebben nog volledig groene, of sommige rode, bladeren.  De meeste druiven zijn al geplukt, maar hier en daar hangen er nog trossen  geelbruine druiven voor de zeer zoete wijn.  In Pisco Elqui houden we halt.  We zouden hier op een camping blijven, maar al de campings zijn gesloten.  We bezoeken dan eerst een pisco bedrijf, Pisco Mistral.  De naam slaat op deze van de lokale poëte Gabriela  Mistal, Nobelprijswinnares. Voor het bezoek zijn er ook nog 2 Duitse Erasmus studentinnen. Net zoals vele sterke dranken, is ook pisco gemaakt uit wijn.  De druivensoorten verschillen per soort pisco, maar het zijn (erg) zoete soorten.  Direct nadat het alcoholgehalte van de wijn 13,5 tot 14° is, wordt de alcohol door destillatie geconcentreerd.  Men bekomt een gemiddeld gehalte van 50%, dat dan door toevoeging van water tot percentages tussen 35 en 45 wordt verdund.  Dan gaat de alcohol  in het moederbedrijf in ofwel nieuwe gerookte eiken vaten, ofwel in oude eiken vaten (min. 4 jaar oud).  Afhankelijk van de verblijftijd neemt de alcohol een bepaalde smaak aan.  Men laat ons proeven, maar voor niet kenners zou deze drank even goed cognac of iets soortgelijks kunnen zijn.  Op het einde van het bezoek  is er ook nog een glas pisco sour, dat gemaakt is van de pisco van 35° en sap van de kleine, zeer lekkere Pica-citroenen (ze hebben maar de grootte van een radijs).  Dit smaakt beter! We keren terug naar Vicuña om er te kamperen. In de hoofdvallei zijn er een aantal bedrijven waar de zeer zoete druiven liggen te drogen tot rozijnen.  Blijkbaar is hier gedroogd fruit een specialisatie.  We komen te weten dat de wijngaarden voor meer dan de helft in handen zijn van 1 familie, de rijkste familie van Chili.  De lokale boeren profiteren dus weinig van de inspanning van de staat voor de irrigatie van de gronden.   
We bezoeken de volgende dag ook nog het vervolg van de Valle del Rio Claro.  Er zijn nog wijngaardjes en kleine landbouwoppervlakten.  De bergen zijn hier veel lichter van kleur, het geeft een ander beeld.  Na Pisco Elque zijn de huizen ook veel eenvoudiger, er is hier weinig tot geen toerisme meer.  Wel is er een initiatief nl. de Poblado Artisanal de Horcon, een kunstenaarsdorp.  Maar de hoofdtoon is hier eerder spirituele en magische kunst.  Slechts een deel van de hutjes is geopend.  
Tegen 20u worden we verwacht bij het kantoor van het gemeentelijk observatorium Mamalluca.  Het is helder dus de activiteit gaat door. Omdat we de weg er naartoe niet kennen gaan we mee met het busje.  Er zijn verrassend veel mensen.  Deze sterrenkijker is een toeristische kijker, dus kunnen bezoeken ’s nachts doorgaan.  Er zijn verschillende telescopen, de Engelstalige groep krijgt de meest gesofisticeerde ter beschikking.  Deze heeft een spiegel van 40 cm,maar hij wordt helemaal digitaal gericht.  In zijn computer zit er een menu met een aantal gegevens van objecten  die via de satelliet snel worden terug gevonden.  De koepel kan gedraaid woorden zodat het geheel perfect gericht is.  Het is hier absoluut niet zo donker, de lichtvervuiling van de stad is duidelijk aanwezig.  Er worden 4 objecten bekeken: een sterrennevel, een open cluster, een gesloten cluster en Saturnus.  Daarna wordt er uitleg gegeven over sterrenstelsels die met het blote oog bekeken worden, en uiteindelijk zien we ook het Zuiderkruis.  In tegenstelling tot de poolster die in het noordelijk halfrond het noorden aangeeft, moet men in het zuidelijk halfrond toch wat meer techniek toepassen om, als men het Zuiderkruis in beeld heeft, het zuiden aan te duiden.  In het zuidelijk halfrond zijn sterren, planeten en  melkwegstelsels veel duidelijker te zien omdat er, in tegenstelling tot het noordelijk halfrond, veel en veel minder storende lichtvervuiling aanwezig is. De 2 observatoria die we hebben bezocht zijn een perfecte aanvulling op elkaar. Op het moment dat we terug op de camping zijn, valt er een dikke mist over de vallei.  Weer even geluk gehad want met mist is er niet veel te observeren. We proberen de volgende dag te weten te komen of de (korte) weg van Vicuña naar Hurtado berijdbaar is zonder 4x4.  Maar niemand kan ons daarover uitsluitsel geven.  Op de kaart is er een deel als aardenweg aangeduid en dat kan voor moeilijkheden zorgen, temeer daar er een bergpas in dit gebied is.  Dus rijden we via La Serena richting Ovalle en een paar km voordien nemen we de afslag naar Hurtado.    De weg loopt door de vallei van de Rio Hurtado, een zeer vruchtbare, op vele plaatsen brede vallei.  De bergen zijn  begroeid met de bekende cactussen en ze zijn woester dan in de vorige valleien.  De mist, die reeds de ganse dag wat hoger hangt, maar de bergen maar beperkt zichtbaar maakt, trekt op als we al een heel eind in de vallei zijn. We rijden tot San Pedro Norte omdat enkele km daar voorbij het Reserve Nacional  Pichasca is.  In dit nationaal reservaat heeft men de belangrijkste collectie van versteende stukken boom.  Men heeft er ook 2 botten van een herbivore dinosauriër gevonden en er is een grot waar ongeveer 10.000 jaar geleden mensen leefden.  Dat heeft men afgeleid uit  gebruiksvoorwerpen die men hier gevonden heeft.  Het reservaat ligt in een landschappelijk mooi gebied.  Door een wandeling van iets meer dan 1u heeft men een totaalbeeld van het gebied.  We keren terug en rijden verder naar Ovalle.  Ovalle is hét landbouwcentrum van Noord-Chili. Omdat er in de gidsen geen campings vermeld staan doen we navraag.  We worden naar2 verschillende plaatsen gestuurd, maar het zijn blijkbaar niet-georganiseerde dagcampings.  We rijden verder naar Monte Patria maar ook daar is de camping niet meer geopend. In het dorpscentrum strijken bij valavond een groot aantal papegaaien neer.  Ze komen terug van hun dagelijkse voedertocht en slapen hier op de elektriciteitsdraden.  Ze zijn erg kleurrijk en vrij groot.  En zoals steeds, een groep papegaaien maakt een enorm hard geluid. Omdat er in Monte Patria geen hotels zijn, moeten we wel terug  keren naar Ovalle.  Ook hier is het aanbod vrij beperkt en verouderd, maar we vinden toch een hotelletje.  Eetgelegenheden zijn er hier nauwelijks en ze zijn gesloten op zondagavond.  Vermits we steeds wat voorraad mee hebben is dat geen probleem.   
Op maandag ochtend bezoeken we de Feria modelo de Ovalle.  Ovalle is nl. het voornaamste landbouwcentrum van Noord-Chili.  Vier dagen per week is er een grote markt op het terrein van het voormalige station.  In de centrale hall is er kleinhandel van vnl. groenten en fruit en geitenkaas.  Daar buiten is er een gewone markt, maar ook een groothandelsmarkt voor groenten en fruit.  De kisten met avocado’s zijn ongeveer een kubieke meter groot, deze van de tomaten zijn kleiner.  Aardappelen zijn afkomstig van het koelere en regenrijkere zuiden, bananen komen van Ecuador.  Maar de rest, en hiertoe behoren een aantal voor ons onbekende fruitsoorten, is allemaal afkomstig van de streek.  En vermits het hier nu herfst is, is de verzameling zeer groot.  Er worden ook pitten, zaden en meelsoorten verkocht.  Mits wat uitleg van vriendelijke verkopers krijgen we een goed beeld van wat en hoe  alles hier geconsumeerd wordt.  
Nadien verlaten we de stad en rijden we richting Ruta 5.  Er is een afslag naar het Monumento Arquelogico Valle del Encantado.  Hier zijn vooral petroglyfen, maar ook pictografen en stenen met halfbolvormige uitsparingen te vinden.  Ze zijn afkomstig van de Molle cultuur, ongeveer 2000 jaar oud.  De verzameling bevindt zich in een vallei, de stenen zijn enorm groot en gladgeschuurd door weer en wind.  Petroglyfen zijn tekeningen die ingekerfd zijn in de rots, pictografen zijn rood gekleurde tekeningen met een geometrische vorm of golvend.  De grote plattere stenen met de vele uitsparingen deden voornamelijk dienst voor het fijn malen van hallucinerende middelen.  Men kan in het gebied wandelen maar om de tekeningen te bekijken moet men wat op en tussen de rotsen klimmen.  Er zijn ook heel wat picknickplaatsen, het is er mooi.  
Bij het vervolg van de weg stoppen we even bij een zeer groot wijnbedrijf  waar de kleur van de bladeren aan de druivenstokken prachtig rood is.  Wie denkt dat Chileense wijn afkomstig is van kleine bedrijven, vergist zich.  Vele bedrijven hier in het noorden zijn immens groot!  Omdat vele campings hier in het noorden gesloten zijn, alhoewel er in de gids vermeld staat dat ze steeds open zijn, heb ik gisteren naar een camping gebeld.  Men vertelde me dat hij zou open zijn.  Als we in Socos aan de camping komen blijkt deze gesloten, maar na een telefoontje naar de eigenaar kunnen we de sleutel gaan ophalen.  Als we binnen zijn moeten we het hek weer op slot doen.  De camping is er voor ons alleen!  Hij is mooi onderhouden, ook voor het sanitair hebben we een sleutel.  
We slapen de laatste nacht in onze tent omdat we de volgende dag richting zuiden rijden en terecht komen in een iets vochtigere streek.  En dan zouden we ‘s morgens te lang moeten wachten tot de tent  helemaal opgedroogd is om ze definitief in te pakken.  We besluiten om nog één nationaal park te bezoeken en daar 2 nachten te blijven, het Nationaal Park Las Campanas, een van de zeldzame plaatsen in Chili waar de nationale palm (Jubaea chilensis) voorkomt.  
Daarom nemen we de kortste weg, Ruta 5 naar het zuiden.  
In
het begin zien we een aantal velden waar de afsluiting gevormd wordt door cactussen die dicht bij elkaar staan.  Effectief is het wel, wie zal daar nu over klauteren?  Maar zelfs zonder die cactussen is dat geen probleem want op die velden staat er helemaal niets.                                                                                             
Rond Canela is er het windmolenpark Canela.  Het werd pas in 2009 tot stand gebracht (wegens de Kyoto-norm), nu zijn er al meer dan 100 windmolens. De streek is hier windrijk, het ganse jaar door worden er windsnelheden van 6,3 m per seconde gemeten.  Er zijn nog een 3-tal plaatsen in Chili waar windmolens staan. Dit is gefinancierd door de elektriciteitsmaatschappij, bij een andere zit GDF Suez  in de zaak.
Nog iets verder zuidelijk bij Mincha is Chili op zijn smalst, nl. 80 km tussen de oceaan en de grens met Argentinië.  Van hier af wordt het landschap beetje bij beetje meer groen.  Niet dat er gras verschijnt maar eerst komen er meer groene struikjes, later worden dat bomen.  Pas bij het nationaal park Las Campanas is er meer bos te zien.  Ten zuiden van Mincha verlaten we "el norte chico " en komen we in de centrale regio. 
Hier, ten noorden van Santiago is er een gebied met een grote groenten-, fruit- en bloementeelt.                          
Het nationaal park ligt dicht bij een afrit van de Ruta 5, op iets minder dan 100 km van Santiago.  In de buurt van het park is er hier en daar al een Chileense palm, in het park is de noordelijke sector palmrijk.  Na een Nieuw-Zeelandse palm, is deze de palmsoort die het meest zuidelijk ter wereld voorkomt.  Hij groeit op hoogtes tot 600m.  De stam is aan de basis smaller dan in het midden (diameter tot 1,5m) en hij kan een hoogte tot 25m bereiken.  Zijn kleine noten zijn eetbaar, zijn sap wordt gebruikt voor een soort siroop en er wordt palmwijn van gemaakt.  
Er is een camping in de Ocoa-sector.  Ik heb ’s morgens gebeld om te horen of deze open is.  Wij zijn de enige kampeerders.  De nacht is frisser, maar helder.  We kijken voor het laatst nog eens goed naar de zuidelijke sterrenhemel.  Het is hier immers erg donker.  Later op de nacht komen de wolken en ’s morgens is de lucht helemaal bedekt en hangen hier en daar de wolken laag.  
Net zoals de aanlooproute naar het park, zijn de wegen en de paden zeer steenrijk,  geulrijk en op vele plaatsen steil.  We zien een aantal Chileense palmen, ze zijn allemaal vrij hoog.  Ook hier komen nog cactussen voor en planten die thuis horen in een droog gebied.  Het regent hier wel meer, maar de vochtaanvoer is blijkbaar nog beperkt.  
Ergens op een top in de buurt was gisteren avond een sterrenkijker te zien, maar nu zal er niet veel kunnen bekeken worden. We besluiten om nog een wandeling in dit natuurpark te maken en dan in te pakken en nog door te rijden naar Santiago. 
Het hostal is maar voor vrijdag gereserveerd, maar mei is de kalmste maand in het jaar, dus dat wordt geen probleem.  
Met een goed stadsplan komen we zonder omweg terug in het hostal.  Het is bekend terrein.  We horen dat het voornaamste museum van de stad, het precolumbiaans museum van Chili voor renovatie gesloten is in 2012 en 2013.  
De laatste dag in Chili is gewijd aan een bezoek aan het echte stadscentrum, waarvan de Plaza de Armas, het plein, door de Spaanse stichter van Santiago, opgericht is.  De stad heeft weinig mooie gebouwen, het is een hoofdstad waar weinig te zien is.  We wandelen even door de verkeersvrije straten, lopen even rond op het centrale plein en bezoeken  de vismarkt. De aanvoer is hier groot, de concurrentie nog groter.  Heel wat bedrijven hebben ook een restaurantje, en er zijn ook visrestaurants zonder viswinkel.  Iets verder is er een bloemenmarkt waar bloemstukken verkocht worden.  Hier is de strijd hoog , we zien verscheidene bloemstukken die al wat verwelkt zijn en de verkopers klampen ons aan om toch bij hen een rouwkrans of ander bloemstuk te kopen.  Verder is er nog een straat met slagers waar de stukken vlees per soort op hoge stapels liggen.  Om een stad van 6 miljoen mensen te voeden is natuurlijk alles in grote hoeveelheden nodig.   In alle straten en op alle pleinen is er politie aanwezig, telkens met een aantal samen.  Ze zijn er in groter aantal dan de bedelaars die we zien.  Op andere plaatsen in de stad is de situatie waarschijnlijk anders.  We hebben noch rond het noorden, noch rond het zuiden sloppenwijken gezien, maar we hebben dan daar enkel op de snelweg gereden. 
Hiermee is onze reis in Chili en Argentinië, op 2 dagen Buenos Aires na, afgesloten. De tocht met de auto was iets meer dan 19.000 km en duurde 10,5 weken.  In die tijd hebben we de meest verscheiden landschappen meegemaakt.  Het was einde zomer toen we in Santiago vertrokken, we hebben de herfst doorgemaakt en we verlaten de landen bij het begin van de winter.  Het was een mooie en interessante tijd.  We hebben regelmatig een babbel gehouden met lokale mensen, maar het is moeilijk om te doorgronden hoe de maatschappij hier in elkaar zit.  Behalve de gidsen in de observatoria is er niemand enthousiast over hun land, maar ze ondergaan het gebeuren.

 

Print Friendly and PDF

 

 

 

 

Plaats een Reactie

 

      
This site is only viewable in landscape mode !
Session Tracking