Reisverhaal «België, wandeling 27, De Klinge»

en nu eens dichtbij: Vlaanderen wandelland | België | 0 Reacties 03 Maart 2021 - Laatste Aanpassing 12 December 2020

Wandeling 27, De Klinge en De Clinge

De Klinge is een deelgemeente van Sint-Gillis, in het noorden van het Waasland bij de Nederlandse grens gelegen

op de kaart van Oost-Vlaanderen is De Klinge rood ingekleurd

Grensgemeente van 272 hectare en 2727 inwoners (1976), begrensd door Nederland (ten noorden), Meerdonk (ten oosten), Sint-Gillis (ten zuiden en ten westen).

Kwam pas in 1794 bestuurlijk los van Sint-Gillis, doch bestond zeker reeds in 1269. De plaatsnaam duidt op dorre, heuvelachtige duinen, wat de oorzaak was van de aanvankelijk geringe bewoning. Het grondgebied speelde een rol in verschillende oorlogen waarvan de plaatsen "Spaans kwartier" (1595) en "Fort Bedmar" (1702), thans zonder historische gebouwen evenwel, nog getuigen.

De dorpsplattegrond behoort tot het gemengd type straat-, centrumdorp met voornamelijk vrij recente, eentonige architectuur, ten oosten uitlopend in de Konings-Kieldrechtpolder.
(https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/13933)

De Klinge is een gemeente die omstreeks 1200 in de middeleeuwen ontstond. De eerste naam waaronder de huidige gemeente bekend was is Dorpe. Later werd de naam omgevormd tot De Klinge. Deze naam betekent landduin of zandophoping na de ijstijd.

De binding met het Nederlandse Hulst leverde de naam van de hedendaagse Hulststraat op. Door het huidige waterwingebied lag een verbindingsweg tussen De Klinge en Hulst. Lange tijd gingen ook de inwoners van het Nederlandse Clinge naar de kerk in De Klinge.

Omstreeks de jaren 1600 verliep het grootste gedeelte van het vervoer via waterwegen. De Klinge werd door de Spanjaarden uitgekozen om het Fort Bedmar te bouwen. De huidige wijk Spaans Kwartier verwijst nog naar deze periode.

In de Franse tijd omstreeks 1795 voegde Napoleon de Belgische en Nederlandse plaatsen tot één gemeente. Ook hier eiste hij de boerenzonen op en betaalde alles wat hij kon gebruiken met waardeloze assignaten. De opstand die hieruit voortkwam werd ook hier gevolgd. Een zekere Macharius Reyns was mede-leider van die opstand. Hij sneuvelde in 1798 in Sint-Niklaas.

Na de slag bij Waterloo in 1815 kwam De Klinge onder heerschappij van de Nederlanders. Toen Willem I vervangen werd door Leopold I en België onafhankelijkheid verwierf, kende men op De Klinge grote armoede. Velen leefden van de landbouw maar anderen gingen de blokmakersstiel beoefenen. Tijdens het bestuur van Leopold II werd er een groot station, een gemeenteschool en een gemeentehuis gebouwd. De gemeenteschool was gevestigd in de Kieldrechtstraat. Lange tijd was ze belangrijk voor de gemeente. Naast de school was ook de gevangenis gevestigd. Leopold II kende De Klinge als hij op doorreis naar Kieldrecht uitstapte en door het kleine Koningstraatje naar zijn bestemming gevoerd werd. Hij was een jager die bij een Duitse adellijke familie uit de polder gezelschap zocht.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog lieten een tiental dorpsgenoten het leven in de Westhoek. Omdat Nederland neutraal bleef vluchtten vele Klingenaars naar de andere kant van de grens.

Het aantal landbouwers verminderde en velen gingen werken in Sint-Niklaas. Jongeren konden studeren en talrijke werken werden uitgevoerd. Het station en de quarantaine hadden hun functie verloren en werden tot puin herleid. Bij de fusie van gemeenten werd De Klinge gefusioneerd met Sint-Gillis-Waas.

Er zijn verschillende mogelijkheden om de wandeling te starten, wij parkeren bij ’t Kalf in De Klinge.

't Kalf is een gehucht in de Belgische gemeente Sint-Gillis-Waas in de provincie Oost-Vlaanderen. Het ligt ten noordwesten van het dorpscentrum van Sint-Gillis-Waas, tussen dit laatste en De Klinge.

De kern ligt vlak ten noorden van de E34 die daar de gemeente doorsnijdt, aan de zuidoostelijke rand van het 300 ha grote Stropersbos.

Het gehucht bestaat hoofdzakelijk uit lintbebouwing langs de Kluizendijkstraat/Klingedijkstraat en de Eeckbergstraat.

Op de Ferrariskaart uit de jaren 1770 staat de plaats al weergegeven als het gehucht T'Calf, gevormd door voornamelijk lintbebouwing. Op de Atlas der Buurtwegen staat het gehucht als het kalf getekend.

eerste en laatste gedeelte van onze wandeling, bijna 14km lang

De wandeling gaat voor het grootste gedeelte door het Stropersbos

Het Stropersbos lijkt wel pardoes op de grens gedropt, want aan de Nederlandse kant loopt het gewoon door. Daar heet het echter de Clingense Bossen. Maar eigenlijk vinden wij Stropersbos véél mooier.

Even een binnenkomertje: het Stropersbos is niét vernoemd naar de vele smokkelaars en stropers die in de oorlog dankbaar gebruik maakten van de dichte begroeiing. Vergis je niet, er waren er genoeg. Het bos heeft z’n naam gekregen van een adellijke familie die het landgoed eeuwenlang in haar bezit had.

Dit gebied heeft echter z’n deeltje oorlogen wel gezien. Dat kan ook moeilijk anders, voor een bos dat teruggaat tot in de 13de eeuw. Hier en daar steekt de Spaanse Successieoorlog nog even de kop op. Je vindt overblijfselen van de Linie die hier in 1701 dienst deed.
oe creatief onze voorouders ook waren in het voeren van oorlog, vandaag overwint de natuur. In de 19de eeuw werd het gebied voorzien van dichte naaldbossen. Dat hout was nodig om de gangen van de koolmijnen stevig te stutten. Maar qua natuurwaarde stelde het niets voor.

Daarom werd het naaldbos doorheen de jaren uitgedund en weggekapt, waardoor licht en ruimte het woud weer fundamenteel hertekenden. Er kwam jonge heide tevoorschijn, met bosjes en kreupelhout. Fel gesmaakt door veldkrekels en boomleeuweriken. Konikpaarden en schapen grazen opduikend bos snel weer weg, zodat de heide duurzaam kan groeien

Het Stropersbos is een niet te missen natuurparel met zijn statige dreven, waardevolle elzenbroekbossen, open plekken met heide en zijn grote grazers! Samen met de aanpalende groengebieden vormt het Stropersbos één van de grootste bos- en natuurcomplexen in Oost-Vlaanderen. Tal van wandel- en fietsmogelijkheden laten de bezoekers kennismaken met het Stropersbos. Je kan er ook struinen door een deel van het natuurgebied waar konikpaarden grazen. Kinderen worden verwend in de speelzone.

bij de start is er een bord met een plan. We kunnen hier ook de knooppunten volgen:

82 – 72 – 64 – 75 – 68 – 76 – 77 – 93 – daarna een stukje zonder knooppunten en dan weer 78 – 79 – 81 – 82

de grond is hier zandgrond, dus geen modder

al vrij snel is er een bivakplaats en speelgebied voor kinderen. Het gebied wordt beheerd door Natuur en Bos

het speelgebied is vrij groot

ook hier blijft hout liggen

de paden zijn breed, hier toch wel wat modder

kleine en ondiepe sloten, gevuld met water

waar water is zien we nog groene vegetatie

de fauna wordt hier momenteel gevormd door Konikpaarden

Het konikpaard komt oorspronkelijk uit Polen. Daar werd het gefokt als vervanger voor zijn uitgestorven voorvader, de tarpan. Konikpaarden worden gebruikt als wilde grazers in natuurgebieden.
Aangezien de paarden in groep leven, houden ze in grote gebieden zonder problemen de vegetatie kort. Bovendien zijn ze sterker dan gedomesticeerde paarden en kunnen ze ook strenge winters aan.
Met zijn schofthoogte van maximaal 1,40 m is het konikpaard eerder een pony dan een paard. Andere uiterlijke kenmerken van het ras zijn: de muisgrijze of bruine kleur, de streep op de rug,de korte, dikke hals en de korte oren.  Het konikpaard dankt zijn vreemdklinkende naam aan het Poolse woord ‘konik’, dat ‘paardje’ betekent. (https://www.natuurpunt.be/pagina/konikpaard)

tijdens de koude maanden is er weinig kleur te bespeuren

spiegelend water is dan nog de blikvanger

er lopen verschillende beken door het gebied , deze is De Linie (zie ook kaartje)

In het begin van de 18de eeuw wordt ter hoogte van de Parmavaart een verdedigingslinie opgetrokken. Deze ‘linie’ bestaat uit een brede gracht met erachter een aarden wal.

In de loop van de 18de-19de eeuw wordt het gebied geleidelijk aan bebost. Ten noorden van de linie bestaan de bossen voornamelijk uit hakhoutbossen gelegen in een depressie. De bodemgesteldheid bestaat hier uit een complex van droge en vooral natte zand- en lemige zandgronden met humus en/of ijzer B-horizont. Omstreeks 1770 was dit gebied een mozaïek van heidevelden, loofbossen, met enkele dreven doorsneden en moerassig grasland. Omstreeks 1850 bleef van deze heidevelden niet veel over. Het loofhout werd, op een paar stukjes na, omgezet in naaldhout of in akkers. De akkers evolueerden naar vaaggronden die later spontaan verbosten. Een gedeelte van het naaldhout werd secundair terug omgezet in loofhout of in akkers die op hun beurt gedeeltelijk spontaan verbosten. De moerassige gronden werden bewust of spontaan bebost. De meeste boscomplexen zijn dus van recente datum. De loofbossen vormen een complex van oligotroof en mesotroof elzenbos, zuur eikenbos en eiken-berkenbos met veel pijpenstrootje. (https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/135192)

hier hangen er nog wat bladeren aan de bomen, nog wat kleurrijker

een stemvork-boom

we komen bij de grens met Nederland, hier noemt de plaats Clinge, en het bos is het Clingebos. Het Clingebos is een waterwingebied

de paaltjes met nummers hebben een ander uitzicht. In het Clingebos echter is er geen bewegwijzering

Het Waterwingebied Sint Jansteen of de Waterwinbossen is een groot waterwingebied en natuurgebied nabij de plaatsen Heikant, Sint Jansteen, Kapellebrug, Clinge en Hulst.

Dit gebied, dat 450 ha groot is, is eigendom van waterbedrijf Evides, maar wordt sedert 2009 beheerd door de stichting Het Zeeuwse Landschap.

Het gebied is grotendeels gelegen op de overgang van holoceen polderland naar pleistoceen dekzand.

Het water dat Evides uit het Waterwingebied Sint Jansteen onttrekt, wordt als industriewater geleverd aan chemiebedrijf Yara Sluiskil. In noodgevallen is het water ook beschikbaar als drinkwater voor Zeeuws-Vlaanderen, of als industriewater voor de productielocatie van chemieconcern BASF in Antwerpen. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Waterwingebied_Sint_Jansteen)

De natuurgebieden bij Clinge, Sint Jansteen en Heikant zijn onder meer belangrijk leefgebied voor de beschermde zwarte specht, wespendief, veldkrekel en reeën. Die hebben rust en ruimte nodig. Daarnaast leven er onder andere beschermde vleermuizen, libellen, sprinkhanen en vlinders, en komen er bijzondere mossen en ruim vijfhonderd soorten paddenstoelen voor. Het is ook de enige locatie in Zeeland waar eekhoorns leven.

In sommige Nederlandse waterwingebieden zijn helemaal geen bezoekers welkom. Terreineigenaar Evides en beheerder Het Zeeuwse Landschap blijven echter graag recreanten ontvangen. In het gebied zijn veel vormen van recreatie toegestaan. Om de verbondenheid tussen de drie gebieden te benadrukken krijgen ze een gezamenlijke, overkoepelende naam: de waterwinbossen. Deze naam of de benaming ‘waterleidingbossen’ zal veel omwonenden bekend in de oren klinken.
(https://www.evides.nl/over-evides/nieuws/2020/robuustere-waterwinbossen-clinge-sint-jansteen-en-de-wildelanden)

in het gebied zijn er verschillende grote, brede en lange sleuven te zien (zoals op de foto). Hier dringt het water in de grond

Het waterwingebied is eigendom van Evides en sinds 2008 in beheer bij Het Zeeuwse Landschap. De officiële opening van het waterwingebied was al op 27 januari 1937 door minister van Sociale Zaken mr. M. Slingenberg. Het was op initiatief van de Zeeuws-Vlaamse gemeenten die de zekerheid van goed drinkwater voor de Zeeuws-Vlaamse bevolking veilig wilden stellen. De enige plaats waar dit mogelijk was, was het dekzandgebied in Oost-Zeeuws-Vlaanderen. Hier kan het water makkelijk diep de bodem in zakken waardoor het op natuurlijke wijze zuivert en vervolgens opgepompt kan worden. Op kleigronden is dit onmogelijk. Niet iedereen was destijds blij met de komst van de waterwinning. Veel kleine landbouwbedrijven waren genoodzaakt te stoppen, omdat kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan zijn. Tegenwoordig wordt het onttrokken water gebruikt voor industriedoeleinden. In geval van nood kan het ook gebruikt worden als drinkwater. Een goede kwaliteit van het water is dus van belang. (https://www.zeeuwseankers.nl/verhaal/waterwingebie...

op deze kaart zijn de grote watervergaarsleuven duidelijk te zien door hun blauwe kleur

hier in het Clingebos zijn er veel meer naaldbomen …

 … waardoor de bossen daar meer duister zijn

en op andere plekken zijn er meer loofbomen

heel bijzondere gele paddestoelen, het lijken net anjers te zijn. Naam: Gele Trilzwam

Weinig zwammen weten de winter zo op te fleuren als de gele trilzwam. Zolang het niet streng vriest, groeien deze vlammende zwammen glimmend aan de boom. Door hun felle kleur vallen ze al van een grote afstand op.

In de donkere dagen rond de jaarwisseling is kleur in het bos schaars. De gele trilzwammen op de eiken springen dan ook meteen in het oog. Als grote gerimpelde gomballen hangen ze aan de dode takken. Het vruchtlichaam, tot wel 10 cm groot, bestaat uit geleiachtige lobben. Het voelt glad en verrassend veerkrachtig. En ondanks de vorst lekker zacht, alsof er een natuurlijk antivries in zit. Sommige exemplaren zijn overigens niet geel maar opvallend knaloranje.

Vooral in het duin is de gele trilzwam (Tremella mesenterica) wel vaker meer flammend oranje dan geel. De kleur is wordt bepaald door de leeftijd en het vochtgehalte. Als de gele trilzwam wat ouder is trekt hij langzaam bleek weg. Bij strenge vorst verdroogt de zwam en verschrompelt tot een taai donkeroranje velletje. Na de vorst en een regenbuitje kan hij zo weer opzwellen tot zijn oorspronkelijke vorm en krijgt hij weer meer kleur. Een taaie rakker dus, deze paddenstoel.

Hoe vriendelijk hij er ook uitziet, in feite is de gele trilzwam een parasiet. Hij haalt zijn voedingsstoffen niet uit het dode hout waar hij op vastgeplakt zit, maar uit de zwamvlok van het eikenschorszwammetje, een andere paddenstoel die op dood eikenhout leeft. En hij haalt uit dat arme zwammetje zoveel voedingstoffen dat die laatste amper nog tot vruchtzetting komt.

De gele trilzwam wordt in Europa niet als een eetbare paddenstoel beschouwd, hoewel hij in het Verre Oosten voor consumptie wordt verzameld. Daar staat hij bekend als de “Yunnan golden fungus”. In Aziatische landen wordt hij ook als geneesmiddel gebruikt bij longaandoeningen. De paddenstoel bevat polysacchariden met hoestonderdrukkende, anti-astmatische, bloedsuiker normaliserende, ontstekings- en tumorgroei remmende eigenschappen.

De gele trilzwam is het gehele jaar door, maar vooral in voorjaar en late herfst/begin winter, te vinden op takken van loofbomen en struiken. De soort is algemeen in België en Nederland.
( https://www.rootsmagazine.nl/paddenstoelen/vlammende-zwammen/)

varens zijn nog mooi groen

een omgevallen boomstam is volledig begroeid met deze kleine zwammetjes

er zijn toch wel wat wandelaars, zowel Belgen als Nederlanders

net zoals we in Assenede ook zagen, staat hier bij de grens een grenspaal (1845)

we wandelen nog even verder door het Clingebos

heel wat korstmossen op deze takken, duidt op zuivere lucht

een vrij grote paddenstoel

we komen terug aan de grens op het domein van een voormalige spoorweg

Spoorlijn 54 Mechelen-Terneuzen was in totaal 67 km lang. Nu is enkel nog het gedeelte Mechelen-Sint-Niklaas in gebruik, het vervolg naar Terneuzen is opgebroken.

Spoorlijn 54 werd aangelegd en geëxploiteerd door de in 1861 opgerichte private spoorwegmaatschappij Société Anonyme du Chemin de Fer International de Malines à Terneuzen, kortweg M-T. Het doel van deze noord-zuidverbinding was enerzijds de afzet van steenkool uit het bekken van Charleroi te vergroten, anderzijds het internationale transport door België te bevorderen. De spoorweg speelde een zeer belangrijke rol in het economisch en sociaal leven, en was van doorslaggevende betekenis voor de ontsluiting en de mobiliteit van de provincies Oost-Vlaanderen en Antwerpen, in het bijzonder de regio's Waasland en Klein-Brabant. Vandaar dat ook de stads- en gemeentebesturen van Sint-Niklaas (waar de hoofdzetel van de maatschappij was gevestigd), Temse, Bornem, Puurs en Willebroek voor een (belangrijk) deel tussenkwamen in de financiering van de spoorweg. In Nederland was de spoorlijn vooral van belang voor de ontsluiting van de haven van Terneuzen en het vergroten van het afzetgebied van Zeeuwse landbouwproducten.

Om de 67 km tussen Hombeek (Mechelen) en de aansluiting op de lijn Gent-Terneuzen te overbruggen, moesten 3 bruggen worden aangelegd: in Willebroek, Temse en Sluiskil (Nederland). De brug in Temse - de lastigste opdracht in het project - werd ontworpen door de Franse ingenieur Gustave Eiffel, de man die later ook de Eiffeltoren zou bouwen. De eerste brug over de Schelde tussen Temse en Bornem werd 343 meter lang en was in 1870 voltooid. De eerste reizigersdienst tussen Mechelen en Temse kwam tot stand in 1870. De spoorweg kende een belangrijke groei en bloei en onderstreepte haar grote sociaal-economische betekenis. Tijdens Wereldoorlog I liep de brug ernstige schade op (vooral het beweegbare gedeelte), maar zij bleef functioneren en werd in 1924 volledig hersteld. Tot in de jaren ‘20 bleef de maatschappij groeien en succes kennen. De economische crash in de jaren '30 leidde een kentering in, gevolgd door de Tweede Wereldoorlog. In mei 1940 werd de Temsebrug om strategische redenen door Belgische en (vooral) Franse genietroepen opgeblazen. De Tweede Wereldoorlog betekende de doodsteek voor de maatschappij M-T. In 1948 werd de exploitatie van de lijn overgedragen aan de NMBS in België en aan de NS in Nederland. De maatschappij Mechelen-Terneuzen werd officieel ontbonden in 1951.

Voor wat de sectie Sint-Niklaas - Terneuzen betreft werd het reizigersverkeer opgeheven op 6 oktober 1951 (Hulst - Terneuzen) en op 18 mei 1952 (Sint-Niklaas - Hulst). Het goederenverkeer op de sectie Sint-Niklaas - De Klinge (grens met Nederland) werd opgeheven in oktober 1975. Op de bedding van het tracé Sint-Niklaas - De Klinge is over een lengte van 11 km een fiets- en wandelpad (de route) in asfalt dat deel uitmaakt van het fietsroutenetwerk van het Waasland en Zeeland

Het Nederlandse deel van het tracé bestaat nog deels als goederenspoorlijn vanaf Terneuzen naar het industrieterrein Sluiskil-Oost en vandaar naar het bedrijventerrein in de Axelse Vlakte. Het goederenverkeer op de sectie De Klinge - Axel-aansluiting werd opgeheven in juli 1968. Dit oostelijke deel van het tracé tot de grens met België is weggehaald in 1984. De ligging ervan is deels nog in het landschap herkenbaar. Sommige straatnamen herinneren er nog aan, zoals de Oude Spoorbaan en de Stationsstraat in Axel en het Stationsplein in Hulst.

getuige van het treinverleden is de waterleiding om het waterreservoir van stoomloc’s bij te vullen

het pad is hier kaarsrecht, de sporen zijn verwijderd

de oude, opgepoetste loc staat hier onder dak

de voormalige spoorweg, richting De Klinge

grote weilanden afwisselend met bos

We volgen het voormalige spoor terug tot bij de auto

 

Print Friendly and PDF

 

 

 

 

Plaats een Reactie

 

      
This site is only viewable in landscape mode !
Session Tracking