Reisverhaal «België, wandeling 12, het Zwin»
en nu eens dichtbij: Vlaanderen wandelland
|
België
|
1 Reacties
19 November 2020
-
Laatste Aanpassing 26 Oktober 2020
wandeling 12, West-Vlaanderen, het Zwin
Hoewel iedereen waarschijnlijk wel weet waar het Zwin zich bevindt, toch even aanduiden op de kaart van West-Vlaanderen
het gebied van het Zwin is aangeduid met een groene cirkel. Het gebied bevindt zich op de grens België – Nederland aan de Noordzee
Even wat geschiedenis over de Zwinstreek opzoeken (bij de wandeling in Damme hadden we het ook al over de vaargeul en het Zwingebied).
(https://www.sincfala.be/virtueel-bezoek-sp-17924/bezoekerscentrum/landschap), museum van de Zwinstreek
Toendra:In de ijstijd ligt de Noordzee droog. De kustlijn ligt ten westen van Ierland. De Zwinstreek is een toendralandschap met struiken en zand op een bevroren ondergrond.Ongeveer 10.000 jaar geleden begon een algemene opwarming van het klimaat, met als gevolg het smelten van de ijskappen. De zeespiegel steeg eerst vrij vlug.
Bosgebied: Wanneer het ijs smelt, verplaatst de kustlijn zich naar het oosten. De kust wordt waddengebied, maar de Zwinstreek blijft buiten het bereik van de zee. Eerst groeien er dennen, dan loofhout.
De Noordzee breidde zich uit en overstroomde steeds verder de kustgebieden. Waar zich nu onze kustvlakte uitstrekt werd door afzetting van zand en klein een dynamisch getijdenlandschap gevormd.
Veen: Vanaf 3500 voor Chr. stijgt het water langzamer. Voor de huidige kust ontstaat een duinwal. De kustvlakte evolueert naar een zoetwatermoeras. De afgestorven begroeiing vormt een veenlaag, soms drie meter dik.
Omstreeks 5000 jaar geleden (3000 voor Chr.) vertraagde de zeespiegelstijging. Er werd massaal zand aan de kust afgezet. Aldus werd een zandige kustbarrière gevormd, die de invloed van de zee grotendeels kon tegenhouden. In de kustvlakte ontwikkelde zich op grote schaal een veenmoeras. Gedurende een paar duizend jaar werd een veenlaag gevormd van één tot drie meter dik. Dit veenlandschap werd door de Kelten reeds gebruikt, onder andere voor zoutwinning.
Waddengebied: Stormvloeden doorbreken de duinengordel. De duinwal spoelt weg. Het tij verandert de kuststreek weer in een waddengebied met schorren, kreken en slik.Omstreeks 2500 jaar geleden (500 voor Chr.) drong de zee weer door in het veenlandschap van de kustvlakte. Oorzaken waren onder andere een lichte stijging van de zeespiegel en veenafgraving voor zoutwinning. De veengroei stopte. In de volgende eeuwen drongen getijdengeulen van de zee steeds dieper het veenlandschap binnen. Dit landschap was in de Romeinse tijd bewoond. Er werd aan landbouw en zoutwinning gedaan. Maar vooral bij stormweer werden grote delen van het veen weggeslagen.
Turfwinning: Aanslibbing van zand en klei verhoogt de kustgronden. In het begin van de jaartelling is er weer menselijke bewoning met ontwatering, landbouw en zoutwinning. Turf uit het veen dient als brandstof. Maar de turfwinning en afwatering versnellen het uitdrogen en dalen van de bodem.
In de Zwinstreek kon de invloed van de zee langs brede zeegaten doordringen tot in de monding van de Reie bij Brugge.
Waddengebied: Nieuwe doorbraken van de zee in de 3de eeuw overstromen heel de kustvlakte tot aan de zandrug bij Brugge. Het getij schuurt er grote kreken uit, de meest oostelijke mondt uit in de geul naar de zee. De kustvlakte is weer onbewoond waddengebied. Ze vormt de kern van de latere Vlaanderengouw, wat "overstroomd land" betekent.
Tegen 500 na Chr. was de gehele Zwinstreek tot een ondiep getijdenlandschap geëvolueerd, met slikken (wadden), schorren en actieve getijdengeulen. De bewoning had zich grotendeels naar het binnenland (de Zandstreek) teruggetrokken.
Vanaf 700 na Chr. evolueerde het getijdenlandschap door afzetting van zand en klei tot kruibare schorren en zoutweiden voor de schapenteelt. Het gebied raakte opnieuw bewoond. Dudzele en Cadzand behoren tot de eerste nederzettingen op de hoogst gelegen plaatsen. Inmiddels vaarden zeevaarders het geulenstelsel op tot aan Brugge, waar reeds in de Vroege Middeleeuwen een aanlegplaats (Bryghia) in de monding van de Reie ontstond.
Waterweringsdijk: De aanslibbing bij vloed is groter dan de erosie bij eb. Dat veroorzaakt opnieuw een verlandingsproces. Eerst komen er schapenweiden in het Zwingebied, later worden er ook akkers aangelegd. Rond het jaar 1000 bouwt men haaks op de kust een aarden wal. Die vormt de eerste beschermingsdijk tegen overstroming bij stormvloed.
Om de zoutweiden en de eerste dorpen te beschermen tegen stormvloeden werden enkele evendijken (kilometerslange aarden bermen) opgeworpen. Omstreeks 1100 na Chr. was een ruim gebied rond Dudzele, evenals het eiland Cadzand, reeds tegen overstroming van de zee beschermd. Zo ontstonden de eerste (uitgestrekte) polderlandschappen, “Oudland” genoemd.
kaart zoals het gebied er in het jaar 950 zou moeten uitgezien hebben (op deze kaart zijn huidige straten in Knokke Zoute aangeduid)
Stormvloeden: De dijken houden stand, maar grote stormvloeden in de 12de eeuw verbreden en verdiepen de getijdengeulen, waaronder die van het Zwin. Het is aanvankelijk bevaarbaar voor zeeschepen tot Damme.
Tijdens de Middeleeuwen werden de getijdengeulen enkele keren door felle stormvloeden geteisterd (onder andere door de stormvloed van 1134). Bestaande geulen werden verlegd of uitgebreid en nieuwe werden uitgeschuurd. Enkele daarvan, zoals de geul tussen Heist en Cadzand, speelden daarna een grote rol in de scheepvaart naar de Vlaamse havens en zijn de geschiedenis ingegaan als “HET ZWIN” (zwin = honte = getijdengeul). Als gevolg van verzanding in de Reiemonding werd de Brugse haven omstreeks 1100 zeewaarts verlegd naar een goed bereikbare plaats aan de getijdengeul van Het Zwin. Deze plaats (Hontsdamme, later DAMME) werd de voorhaven van de Middeleeuwse handelsstad Brugge.
Verzanding: De dijken van de nieuwe polders versmallen de toegangsgeulen. Ze verminderen de werking van het getij zodat het Zwin weer geleidelijk verzandt.
Vanaf 1150 werd het overblijvende getijdengebied langs de geulen stelselmatig ingedijkt tot polders om als landbouwgrond te gebruiken. Van de bevaarbare geulen van Het Zwin bleef op den duur slechts een smalle geul naar Damme over, die dan ook snel verzandde. Om aan nieuwe stormvloeden het hoofd te bieden werd de bereikte dijkenlijn in 1405 tot een stevige zeedijk uitgebouwd. Deze Graaf Jansdijk zal dan gedurende bijna drie eeuwen de Vlaamse kust beschermen tegen de zee.
kaart zoals het gebied er in het jaar 1170 zou moeten uitgezien hebben (op deze kaart zijn huidige straten in Knokke Zoute aangeduid)
Omstreeks 1400 werd de zeehaven verplaatst naar Lammensvliet (later SLUIS), een plaats dichter bij de monding van een nog actieve getijdengeul die op de 16de eeuwse kaart van Pourbus aangeduid staat als “Het Zwin”. Deze getijdengeul lag meer westelijk dan het huidige ‘Zwin’ op de Belgisch-Nederlandse grens.
de kaart van Pieter Pourbus (1596 – 1597)https://eu-browse.startpage.com/av/anon-image?piurl=http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/a7/Old_map_of_Kaart_van_het_Brugse_vrije..jpg&sp=1603304769T9525e486b9b4752630e0fa72ce28c85051db8d2ea79db01b8cdaff3cb6c023d1
In de loop van de volgende eeuwen is deze ‘Zwinmonding’ verder opgeschoven naar het oosten, terwijl voor de kust van Knokke duinen en schorren uitbreidden. Ook tegenwoordig heeft het restant van die Zwingeul nog de neiging om zich oostwaarts te verplaatsen en de duinen van Cadzand af te breken.
kaart zoals het gebied er in het jaar 1425 zou moeten uitgezien hebben (op deze kaart zijn huidige straten in Knokke Zoute aangeduid)
Verzanding: Door de verzanding is de Zwingeul steeds minder bevaarbaar. Pogingen om het waterdebiet te verhogen door het graven van nieuwe verbindingen mislukken. De havenactiviteiten op het Zwin verplaatsen zich meer en meer zeewaarts tot ze volledig worden stopgezet.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) fungeerde de Zwingeul als frontzone tussen de Zuidelijke (Spaanse) Nederlanden en de Noordelijke Verenigde Provinciën. De dijken werden doorgestoken, waardoor onder andere ten zuiden van sluis vele polders onder water liepen. Aan beide zijden van de Zwinmonding werden forten opgericht (Retranchement, Isabellafort, fort Sint-Donaas,...) terwijl Sluis en Aardenburg met een gebastioneerde vesting werden omgeven. Het grotendeels ontvolkte Damme werd ingericht als garnizoenplaats voor de Spaanse soldaten en met een vesting in de vorm van een zevenster versterkt.
Inpoldering
Verregaande inpolderingen maken van de Zwinstreek na 1600 vruchtbaar landbouwgebied. Nieuwe waterwegen worden aangelegd voor afwatering en transport. De vissersdorpen aan zee krijgen in de 19de eeuw een nieuwe expansie door het kusttoerisme.In 1784 was op de linkeroever van de Zwinmonding een ruime schorre ontstaan. Deze Hazegrasschorre werd bedijkt en de polder werd voor de landbouw ingericht. In 1872 werd hetgeen nog van de Zwinmonding overbleef afgesloten van de zee door de bouw van de Internationale Dijk. Aldus ontstond de grensoverschrijdende Willem-Leopoldpolder. Deze polders vertonen alle kenmerken van het “Nieuwland” : een effen oppervlak, restanten van getijdengeulen (‘kreken’), nog goed herkenbare dijken en grote rechtlijnige percelen. Inmiddels werd de Zwinstreek doorsneden met enkele grote rechte kanalen : in 1810 het Napoleonkanaal (Damse Vaart), 1842 Leopoldkanaal en 1846 Schipdonkkanaal. Met hun hoge bomenrijen zorgden deze kanalen voor opvallende lijnen en schermen in het vlakke landschap.
Na 1900 onderging het landschap van de Zwinstreek plaatselijk grote veranderingen. De evolutie in de landbouw wijzigde het uitzicht van de hoeven en vroeg om grootschaligheid in de landbouwgronden. De uitbouw van het kusttoerisme heeft de duinen grotendeels opgeofferd aan bebouwing, haventerreinen en transportwegen hebben plaats afgenomen van de landbouw. Toch blijft de Zwinstreek bij uitstek een gebied om op verkenning te gaan naar de herinneringen van het verleden en de waarden van heden.
tot hier de geschiedenis zoals op de website van het Museum van de Zwinstreek is weergegeven
Recente bodemkundige onderzoeken tonen aan dat het bovenstaande verhaal eerder een roman is dan de realiteit. Lezen we wat de wetenschap schrijft na bodemonderzoeken
https://www.zwinstreek.eu/geschiedenis/heemkundige-kringen/zoeken-in-publicaties/12508-ontstaan-en-evolutie-van-het-landschap-in-de-zwinstreek-2003-01
Studies van onder andere Prof. C. Baeteman en Prof. F. Mostaert over de afzettingen in de kustvlakte leidden tot nieuwe inzichten over het ontstaan van de Vlaamse kustvlakte. Zo is het onder meer duidelijk geworden dat de ontstaansgeschiedenis van de Vlaamse kustvlakte, waartoe de Zwinstreek behoort, niet langer kan gezien worden als een reeks van in de tijd afgebakende overstromingen of transgressies, van elkaar gescheiden door zogenaamde regressies van de zee (de zogenaamde Duinkerkse transgressies en regressies). Een en ander moet veeleer gezien worden als een proces van voortdurende beïnvloeding door de getijdenwerking van de zee, waarbij dynamische perioden afwisselden met rustiger perioden en waarbij al in een vroeg stadium menselijke invloeden meespeelden. Tijdens zo’n dynamische periode kon de zee in de kustvlakte binnendringen (ingressie van de zee). Het staat vast dat menselijke ingrepen op de kustvlakte mede oorzaak geweest zijn van het binnendringen van de zee tijdens de eerste eeuwen van onze tijdrekening. In een rustiger periode en wanneer sedimentatie overheerste op erosie, kon er meer verlanding (proces waarbij moerassen, plassen of ondiepe meren langs natuurlijke weg in land veranderen), optreden.
Evenmin kan er nog gesproken worden van massale overstroming door de zee in de Zwinstreek gedurende de laatste 10.000 jaar. De boringen hebben uitgewezen dat het Pleistoceen oppervlak, dat ontstaan is op het einde van de laatste grote ijstijd, er op de meeste plaatsen vrij hoog gelegen is. Tot in de achter-haven van Zeebrugge werden donken (zandige bulten) aangetroffen, die nauwelijks door mariene afzettingen zijn bedekt. Kreekruggronden in de omgeving van Ten Berge werden geologisch herkend als een Pleistocene donk, die zelfs niet door de zee werd overspoeld. Het feit dat het ontstaan van het Zwin louter zou kunnen toegeschreven worden aan een stormvloed in 1134 is door geologische vaststellingen achterhaald. De uitbreiding van getijdengeulen vanuit de Sincfal dateert al minstens uit de vroege Middeleeuwen. Een natuurlijke bevaarbare verbinding tussen Brugge en de getijdengeulen van de Sincfal (met onder andere het middeleeuwse Zwin) is er bovendien nooit geweest. Brugge heeft zich na de verzanding van de Blankenbergse geul kunstmatig met het Zwin verbonden. Het verdwenen dorp Mikhem was mogelijk de eerste voorhaven van Brugge.
Genoeg geschiedenis en evolutie van de Zwinvlakte. Voor de natuur is het gebied, dat we nu Zwin noemen, heel erg belangrijk.
Léon Graaf Lippens ligt aan de oorsprong van het natuurgebied. Dit borstbeeld zien we bij de uitgang van het Zwin
(bron onderstaande tekst: https://nl.wikipedia.org/wiki/L��on_Lippens)
Léon graaf Lippens (Beernem (Lippensgoed) 6 september1911 – Knokke-Heist, 16 juni1986) was burgemeester van de Belgische gemeente Knokke.
Léon Anne Marie Ghislain Lippens was de zoon van de bosbouwkundige Raymond Lippens (1875-1964), in 1921 in de adelstand opgenomen, en van Ghislaine de Béthune (1889-1969).
Na humaniorastudies in de abdijschool van Zevenkerken, maakte Lippens zijn universitaire studies af als doctor in de rechten en vertrok naar Belgisch-Congo. De bedoeling was er een plantage van de familie Lippens te beheren, maar hij maakte er vooral gebruik van om in het nabijgelegen nationaal Albertpark de wilde dieren te bestuderen. Nadat hij in juli 1936 naar België terugkeerde om er in november te trouwen, publiceerde hij verschillende boeken met beschrijvingen van dieren en landschappen die hij tijdens zijn verblijf in Congo leerde kennen.
Léon Lippens trouwde in 1936 met zijn achternicht Suzanne Lippens (1903-1985), met wie hij vier kinderen kreeg:- Mary (1937), in eerste huwelijk met kunstschilder Roger Nellens;
- Elisabeth (1939), getrouwd met Ferdinand Fürst von Bismarck-Schönhausen;
- Leopold (1941), burgemeester van Knokke-Heist;
- Maurice (1943), voormalige voorzitter van de Fortis-groep.
Hij was de schoonzoon van de liberale politicus en minister Maurice August Lippens, die in 1936 in de adelstand werd opgenomen met de titel van graaf, titel die op Léon Lippens werd overgedragen.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1946 voerde Leon Lippens een lijst aan onder de noemer 'Gemeentebelangen'. Hij bracht hierbij een brede waaier aan kandidaten mee, die een einde wilden stellen aan de hevige strijd die voor de oorlog tussen katholieken en liberalen was gevoerd. Niettemin kwamen de liberalen nog met een eigen lijst op. De Gemeentebelangen behaalden zes van de elf zetels. Na heel wat aarzeling (hij wilde graag naar Congo terugkeren) aanvaardde Lippens het burgemeesterschap.
Hij was burgemeester van Knokke van 1947 tot 1966. In 1952 behield de lijst Gemeentebelangen zijn meerderheid (7 tegen 6). In 1958 was de verhouding 8 tegen 5. In 1964 (de liberale partij had de groep van de gemeentebelangen vervoegd) was de uitslag 9 tegen 4. In 1966 werd Lippens door een hartkwaal getroffen en besliste hij ontslag te nemen en zich te laten opvolgen door dokter Eugène Mattelaer. Lippens bleef tot het einde van zijn mandaat, begin 1971, als gemeenteraadslid zetelen.
Hij was ook een paar maal kandidaat voor de Belgische senaat op een CVP-lijst. Hij stond echter op een onverkiesbare plaats gerangschikt.
De familieonderneming 'Compagnie du Zoute', eigenares van een aanzienlijk gedeelte van de gronden in Het Zoute, zorgde onder zijn leiding voor het verder urbaniseren volgens de bij de aanvang door de stedenbouwkundige Josef Stübben vastgelegde urbanistische voorschriften.
Hij stichtte in 1952 het natuurreservaat het Zwin in Knokke (sinds 1971 Knokke-Heist). Hij besteedde veel zorgen aan dit reservaat en zette zich ook nationaal en internationaal in voor natuurbeheer en natuurbehoud. Het was het eerste natuurreservaat in België en besloeg de 150 ha van het zoutwatergetijdengebied op de Belgisch-Nederlandse grens.
Over vogels en over natuurreservaten publiceerde hij heel wat, vaak in samenwerking met gespecialiseerde fotografen.
Hij was stichter en voorzitter van de Belgische Vereniging van natuur- en vogelreservaten en erelid van het World Wildlife Fund
Léon Lippens liet zich inspireren door het werk van de Franse paleontoloog, jezuïet en theoloogPierre Teilhard de Chardin en bracht die inspiratie ook op zijn kinderen over.
De man heeft heel wat boeken geschreven, enkele over de natuur in Afrika, de meeste echter over vogels en dieren in het Zwin en België
En nu het Zwin zelf (https://www.zwin.be/nl/geschiedenis)
Het enthousiasme en het doorzettingsvermogen van Graaf Léon Lippens, directeur van de vastgoedmaatschappij Compagnie het Zoute, lagen aan de basis van de beslissing om het prachtige natuurgebied van 150 hectare (waarvan 25 hectare op Nederlands grondgebied) te vrijwaren. Hij was niet alleen de directeur van de Compagnie het Zoute, maar was ook een natuurliefhebber én een vogelkenner, die oog had voor de ecologische samenhang. Bovendien vond hij het erg belangrijk dat mensen de natuur leerden kennen en waarderen. Hij was een ‘ecoloog-avant-la-lettre’.
In 1953 vormde de Compagnie het Zoute, onder impuls van Graaf Léon Lippens, de voormalige koninklijke tuin om tot een educatief vogelpark. De koninklijke villa werd ingericht als restaurant en in de omliggende tuin kwamen kooien waarin een soortenrijkdom van inheemse vogels waaronder zangvogels, meeuwen, steltlopers, roofvogels, … werd gepresenteerd. Zo konden bezoekers van dichtbij kennis maken met de vogels die ze tijdens hun wandeling in het natuurreservaat enkel van ver konden waarnemen.
De combinatie van een educatief park met een natuurreservaat was in die tijd baanbrekend. Deze gewaagde onderneming kende echter een bijzonder groot succes. Het Zwin groeide geleidelijk in belang en aanzien, zowel in binnen- als in buitenland. Het aantal bezoekers steeg zienderogen en de belangstelling van schoolgroepen nam toe. Het Zwin werd ook de thuisbasis voor allerlei wetenschappelijk onderzoek. Er werden duizenden vogels geringd en uitgebreid onderzoek werd verricht op de unieke vegetatie. Het concept kreeg tot ver in Europa navolging. In Frankrijk en in Spanje vonden beheerders van reservaten op hun beurt inspiratie in het Zwin.
Voor de oprichting van zijn reservaat, met aan de ingang een vogelpark, had Graaf Léon Lippens zich laten inspireren door de realisatie van Sir Peter Scott in Slimbridge (Engeland).
In 1990 kreeg het vogelpark een grondige opknapbeurt. In 2006 besliste de Compagnie het Zoute om het Zwin te verkopen. Op 1 oktober 2006 kwam het vogelpark in handen van de Provincie West-Vlaanderen. Het natuurgebied, de Zwinvlakte, werd aangekocht door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) van de Vlaamse Overheid. De Provincie West-Vlaanderen en het Agentschap Natuur en Bos bouwden samen het voormalige Zwin om tot het huidige Zwin Natuur Park. Het nieuwe Zwin Natuur Park werd officieel geopend op 10 juni 2016.
het plan van het Zwin. Het gebied dat wij bezoeken is met een paarse kleur aangeduid. Het linker deel is het Zwinpark, het rechter deel de Zwinvlakte.
We bezoeken dus maar een klein deel, tijdens de lente kunnen we grotere wandelingen maken.
Om het Zwinpark en de Zwinvlakte te bezoeken moeten we, omwille van de corona, tickets via internet aankopen. Per 30’ worden er slechts 50 bezoekers toegelaten, dat is in het najaar buiten de weekends geen probleem. Het gebied is gesloten op maandag en dinsdag
Bij de toegang krijgen we uitleg over het gebied en de 2 deelgebieden die we zullen bezoeken. In totaal wandelen we ongeveer 7 km
in het beschermde bosgebied bloeit de Teunisbloem nog
Duindoorn heeft hier nog bessen, de planten verder op de vlakte zijn kaal
De Duindoorn is een grote warrige struik met wilgachtige, decoratieve, zilvergrijze blaadjes en scherpe stekels. De bloemen zijn klein en onopvallend en zijn groenachtig op mannelijke planten terwijl ze geler zijn op de vrouwelijke.
Vanaf september opvallende glanzende oranje bessen (op de vrouwelijke planten). Ze zijn eetbaar, hoewel vrij zuur, en bevatten veel vitamine C. De struik valt in de winter op met z'n feloranje bessen die nog lang na de bladval aan de takken blijven hangen.
Duindoorn is een tweehuizige plant, er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. Wanneer de bessen gewenst zijn moeten er twee planten aangeplant worden, een mannelijke en een vrouwelijke.
Duindoorn is een belangrijke waardplant voor tal van vlinders (en hun rupsen). Het is een pioniersplant in de duinen, vandaar ook de naam. De struik is perfect bestand tegen zeewind. In de winter gaan de bessen van de duindoorn gisten, hier worden vogels dronken van.
de Inktzwam komt in het Zwin vrij veel voor
er zijn kijkhutten en infohutten. Sommige zijn bemand door een gids. De coronaregels worden hier strikt nageleefd
bij de start regent het wat, gelukkig voelen we er weinig van in het bos
grote delen van het gebied zijn afgesloten
we komen bij een meertje met zoet water
bij dit meertje is er een hut met een gids
Er staan in de hut enkele schalen met water uit het meer
een grote loupe wordt er gebruikt om organismen uit het water te tonen aan bezoekers. de gids geeft telkens uitleg
017
larve van een niet-stekende mug
al deze insecten en larven zijn met het blote oog te zien en ongeveer 1 mm lang. Dit is natuurlijk enkel met de loupe te zien
een watervlo waarbij de jonge larven groeien in het volwassen insect
020
de insecten worden via de loupe geprojecteerd op een scherm
We komen bij een grote kijkhut met zicht op het water. Dat water is verbonden met de zee-inham, enkel voor de afvoer van overtollig water. In het midden is er een broedeiland gemaakt. Vele vogelsoorten komen hier in het voorjaar broeden, men spreekt van bijna 20.000 vogelkoppels. Omdat o.a. vossen de eieren wel lusten heeft men het broedgebied als eiland geïnstalleerd. Niet dat vossen niet kunnen zwemmen, maar ze zijn geen favoriet van water.
In de ruime kijkhut, masker verplicht, is een gids met een kijker. Hij geeft uitleg en stelt af en toe de kijker in zodat bezoekers vogels op afstand kunnen zien
het water met het broedeiland
hier grazen nu schapen, het gras moet kort gehouden worden
Op dit moment broeden vogels niet. Vele trekvogels zijn zelfs al vertrokken naar warmere regio’s. Andere soorten trekvogels komen hier overwinteren. En sommige vogelsoorten trekken niet, ze blijven hier jaar in jaar uit.
een onvolwassen Kokmeeuw zit op een paaltje
de Kleine Zilverreiger kijkt waarschijnlijk uit naar vis
ver weg op een ander paaltje zit een Ijsvogel
verscholen tussen de vegetatie staat een Wulp met zijn gebogen snavel
027
de Roodhalsfuut (niet heel zeker) broedt tijdens de zomer in Oost-Europa. In de winter is de vogel meer westelijk te zien, in rustige riviermondingen of stille baaien
een Aalscholver daarentegen blijft hier het ganse jaar , zolang er vis genoeg te vangen is
we zijn nu op de Zwinvlakte, geen bomen meer, enkel vegetatie welke op een zilte bodem kan groeien
wat info over de zwinvlakte https://www.zwin.be/nl/de-zwinvlakte
Het Zwin natuurgebied of de Zwinvlakte strekt zich grensoverschrijdend uit over Vlaanderen en Nederland. Het gebied is ingesloten door duinen. Via de Zwingeul staat het in verbinding met de zee. Bij elke vloed komt een grote hoeveelheid water uit de Noordzee het natuurgebied binnengestroomd. De hoeveelheid is afhankelijk van de hoogte van het getij en van de windrichting. Bij eb trekt het water zich terug. Door dit spel van eb en vloed is het Zwin een ‘intergetijdengebied’.
De Zwingeul vertakt zich in het natuurgebied in kleinere kreken, waarlangs het zoute water zich in het natuurgebied verspreidt.
Door de dagelijkse invloed van het zoute zeewater bezit de Zwinvlakte een buitengewone fauna en flora die elders aan de Belgische kust nauwelijks nog te vinden zijn. Het zoute water zorgt voor heel bijzondere omstandigheden en creëert een unieke biotoop: de slikken en schorren. In de bodem van de slikken leven duizenden wormen, slakken en tweekleppigen, voedsel voor een bonte verzameling vogels.
De Zwinvlakte is enkele jaren geleden sterk uitgebreid, in dat gedeelte wandelen we niet. Tijdens het voorjaar komen daar meer vogels voor en komen planten weer in bloei
https://www.natuurpunt.be/nieuws/eerste-resultaten-van-120-ha-zwinuitbreiding-ronduit-indrukwekkend-20200527
duinen die de Zwinvlakte omringen
het wandelpad ligt er erg nat bij en kruist op een bepaald moment een diepere geul
voor de planten is het seizoen ten einde, ze verdorren deels
op de achtergrond zien we de kranen en de nieuwbouw in Cadzand. Companie Het Zoute (van de familie Lippens) bouwt nu daar luxe appartementen, in België is er immers geen plaats meer voor nieuwbouw aan de kust
verder weg zijn een aantal strandlopers druk bezig. Het is een Steenloper, die eerder op rotsachtige bodem, schelpen, … wandelt
de vegetatie in dit gebied
ook hier komen herfstkleuren voor
aan de overzijde van het water is het duinengebied, behoort niet meer tot de Zwinvlakte
Gewone Zoutmelde, komt enkel voor op zoute bodems
Zeekraal, een eetbare plant, groeit ook op deze bodems
Zeekraal is een beschermde plant en mag dus niet geplukt worden. Zeekraal welke verkocht wordt als groente wordt speciaal gekweekt
de meeste zeekraal is al in herfsttooi, niet meer in de voeding te gebruiken
zeekraal komt hier in grote hoeveelheden voor
een deel van een pad gaat door het gebied waar runderen grazen. Dit is het Heck-rund.
Ongeveer 80 jaar geleden trachtten de Duitse gebroeders Heck door kweken het oer-rund terug te laten ontstaan. Dit experiment blijkt niet het meest geslaagde op dat vlak. Heck-runderen echter kunnen winter en zomer gemakkelijk gehouden worden, ze vragen weinig of geen zorg
op dit moment is hier veel water, we kunnen niet vergelijken met andere momenten van het jaar. We waren hier immers nog niet voordien
ook de bodem waarop wij wandelen is oververzadigd aan water
zowel bodem als water zijn zout
dit gedeelte van het water staat indirecte verbinding met de zee
we zijn op weg naar de slikken en de schorren
hier staat een erg strakke wind, 5 Beaufort
of hoe leer je vliegen ….
Als afsluiter is er nog een museum, modern ingericht, dat handelt over een aantal soorten trekvogels. Iedereen krijgt een soort bankkaart en een aanwijspen. Met die bankkaart log je in. Elkeen krijgt dan de naam van één van de trekvogels. Gedurende de tentoonstelling kom je dan, door gebruikt van die kaart, heel wat te weten over de toegewezen vogel.
We lezen ook dat vele trekvogels over Malta vliegen. En in Malta worden heel wat vogels afgeschoten. Zo bvb ook ooievaars. Blijkbaar is Malta op vlak van natuurbescherming nog primitief.